Krekels
Algemeen
Krekels (Gryllidae) zijn er in allerlei vormen en maten. Er zijn circa 1.100 soorten bekend. Ze worden gekenmerkt door een relatief grote kop met lange sprieten en een cilindrisch gevormd lichaam. Evenals de sprinkhanen kunnen ze goed springen dankzij hun stevige springpoten. Deze springpoten zijn aan de achterzijde van de onderpoten bij de meeste krekelsoorten voorzien van twee rijen stevige stekels (doorns). De vrouwtjes hebben een legboor, waarmee zij hun eieren in de bodem kunnen prikken. Door deze legboor zijn mannen en vrouwen gemakkelijk van elkaar te onderscheiden. De meeste krekels leven op de grond en kunnen goed graven. Sommige soorten leven hoofdzakelijk in zelf gegraven holen.
Ze voeden zich met zowel dierlijke als plantaardige kost. Ze komen voor in gematigde, subtropische en tropische gebieden.
Krekels zijn algemeen bekend en berucht vanwege hun ‘gesjirp’. Dat sjirpen doen ze met behulp van hun vleugels. De voorvleugels van de krekels zijn overlangs rechthoekig omgebogen, zodanig dat het binnenste deel plat over de rug ligt. Het buitenste deel ligt tegen de zijkant van het achterlijf. Bij het mannetje heeft het horizontale deel een ‘geluidsorgaan’.
Door hun vleugelbases langs elkaar te wrijven wordt het geluid geproduceerd. Het gesjirp dient om vrouwtjes te lokken.
Tijdens onze vakantie in het Middellandsezeegebied is het een romantisch geluid. Ontsnapte krekels thuis, sjirpend achter de koelkast, achter plinten of onder het nachtkastje worden meestal als minder romantisch ervaren.
In Nederland komt de veldkrekel (Gryllus campestris) voor. Deze soort leeft in heide- en bosachtige gebieden. Hij overwintert als larve.
De huiskrekel
De huiskrekel (Acheta domestica) is voor de terrariumhouder verreweg het belangrijkste voedselinsect. Deze krekel is van oudsher een ‘cultuurvolger’. Vroeger was hij al te vinden in bakkerijen, stokerijen en in keukens van restaurants.
Hier en daar is hij nu nog te vinden op ‘broeiende’ vuilnisbelten. Hij is van nature afkomstig uit Zuid-Azie en Noord-Afrika. Al eeuwen geleden werd hij met de met handelsschepen meegebracht en wordt nu als inheems beschouwd. De laatste tijd breidt de huiskrekel zich weer uit en is regelmatig te vinden in o.a. grote flatgebouwen, waar hij z’n kostje zonder moeite bij elkaar scharrelt en in de winter plezier heeft van de centrale verwarming in dergelijke gebouwen. Voor de gemeentelijke ongedierte bestrijdingsdiensten is het, net zoals kakkerlakken, een moeilijk uit te roeien insect.
Omdat de huiskrekel door vrijwel alle kleine tot middelgrote insecteneters graag wordt gegeten en gemakkelijk in grote aantallen te kweken is, vormt hij een bijna ideaal voedseldier.
De kweekruimte
Huiskrekels kunt u kweken in niet al te kleine glazen of houten kweekbakken. De minimummaat is 60x30x30 cm. Vanwege het ontsnappingsgevaar van de krekels en de veelal daarop volgende ellende is het aan te bevelen de kweekbakken wèl goed te ventileren, maar voor de krekels hermetisch af te sluiten. Ventilatiegaten of -stroken kunnen worden afgedektmet grof bezinegaas. Kunststof gaas wordt kapot geknaagd! Door gewoon vliegengaas ont-snappen de jonge piepkleine krekels.
Als bodem en afzetsubstraat voor de krekels kan gewone bloemistenaarde of een mengsel van turf en zand worden gebruikt. Ook kunnen speciale losse afzetbakjes voor de krekeleieren worden gebruikt. Let erop dat het afzetsubstraat niet té ondiep is en daardoor snel uitdroogt. In dat geval verdrogen tevens de eieren. Een bodem van 6 à 8 cm dik is wel voldoende. Het afzetsubstraat moet gedurende de gehele kweekperiode een klein beetje vochtig worden gehouden.
Wanneer er teveel volwassen krekels in de kweekbak zitten, loopt men het risico dat ze de eieren opgraven en verorberen. Daarom is het rendabel om met 2 kweekbakken en verwisselbare eierafzetbakjes te werken. Het is echter mogelijk aanzienlijke aantallen krekels uit één kweekbak te halen, waarin zich de gehele cyclus onafgebroken afspeelt.
Hier en daar is hij nu nog te vinden op ‘broeiende’ vuilnisbelten. Hij is van nature afkomstig uit Noord-Afrika. Al eeuwen geleden werd hij met de met handelsschepen meegebracht en wordt nu als inheems beschouwd. De laatste tijd breidt de huiskrekel zich weer uit en is regelmatig te vinden in o.a. grote flatgebouwen, waar hij z’n kostje zonder moeite bij elkaar scharrelt en in de winter plezier heeft van de centrale verwarming in dergelijke gebouwen. Voor de gemeentelijke ongedierte bestrijdingsdiensten is het een moeilijk uit te roeien insect.
Omdat de huiskrekel door vrijwel alle kleine tot middelgrote insecteneters graag wordt gegeten en gemakkelijk in grote aantallen te kweken is, vormt hij een bijna ideaal voedseldier.
Temperatuur
De temperatuur in de kweekbak mag behoorlijk hoog zijn. 40 graden Celsius onder de lampen en 30 à 35 graden Celsius in de rest van de kweekbak is voldoende. De bodemtemperatuur moet 28 à 30 graden Celsius zijn. De verwarming, die tevens de verlichting kan vormen in de kweekbak kan bestaan uit een kooldraadlamp of gewone gloeilamp(en).
Cyclus
Volwassen huiskrekels prikken met hun legboor de eitjes in het afzetsubstraat. Afhankelijk van de temperatuur komen deze eieren na 12-14 dagen uit. De jonge krekels zijn zo’n 2 mm. klein en vormen een uitstekend voedsel voor bijvoorbeeld pijlgifkikkers en mantella’s. Na een aantal vervellingen zijn de huiskrekels na 18 tot 21 dagen volwassen. Bij hun laatste vervelling krijgen zij vleugels en kort hierna kunnen ze vliegen. Na een week zijn de volwassen geworden krekels zelf weer geslachtsrijp en gaan eieren leggen. Al met al een snelle cyclus, die kan worden versneld door de dagen nachttemperatuur op te voeren. De vrouwtjes leggen eieren tot ze sterven.
Krekels zijn alleseters. Ze accepteren een zeer uitgebreid menu aan voedselsoorten. Haver-mout, Brinta, zemelen, visvoer, honden- en kattenvoer, allerlei soorten goed gewassen groenten, fruit en ook gras. Door toevoeging van kalk en vitaminepreparaten aan het voedsel van de krekels verhogen we hun voedingswaarde. Wanneer hun maag hoogwaardig voedsel bevat, geven we dat via de krekels door aan de terrariumdieren. Doordat de meeste insecteneters van nature soortgelijke voedseldieren als huiskrekels eten, vallen deze meestal wel ‘in de smaak’.
Huiskrekels hebben betrekkelijk veel behoefte aan vocht. Dit kunt u geven in de vorm van voldoende ‘groenvoer’, of door middel van een bakje water met daarin een spons. Krekels verdrinken gemakkelijk, een bakje water vormt meestal al snel een massagraf van verdronken krekels.
Krekels voeren
De krekels kunnen uit de kweekbak worden gevangen door het doosje of ander materiaal waar er veel op zitten boven een bakje of potje leeg te schudden. Let er echt heel nauwgezet op dat ze niet ontsnappen. Menig terrariumhouder heeft, samen met z’n buren en de buurt, slapeloze nachten gehad van het gesjirp van ontsnapte krekels. Let er goed op dat ook de terraria waar krekels worden gevoerd hermetisch ‘krekeldicht’ zijn. Een aan de aandacht van de terrariumdieren ontsnapt krekelvrouwtje kan zich misschien handhaven en gaat eieren leggen. De daar-uit komende jonge krekels kunnen op hun beurt ontsnappen en problemen veroorzaken.
Om de krekels trager te maken, kunt u ze koelen in de koelkast.
Krekels vormen een aantrekkelijk voedseldier. Er worden allerlei soorten krekels aangeboden, maar de gewone huiskrekel kweekt het eenvoudigst en in grote aantallen. Door er zorgvuldig mee om te gaan wordt het ontsnappingsgevaar tot een minimum beperkt.
Naast huiskrekels worden er nog veel meer soorten krekels gekweekt, zoals de veldkrekel (Gryllus bimaculatus), de Grottenkrekel (Phaeophilacris bredoides) en woestijnkrekels. Men is nog steeds naarstig op zoek naar voederdieren die gemakkelijk in grote aantallen kunnen worden gekweekt.