Pieris brassicae: het Groot Koolwit(je)
Allerlei soorten krekels en (trek)sprinkhanen worden regelmatig gekweekt om als voedseldieren te dienen voor onze reptielen en amfibieën en onze spinnen en andere kleine roofdieren. Buiten wasmotten worden vlinders veel beperkter met die bedoeling gekweekt. De meeste vlinderkwekers kweken die omwille van de vlinder zelf. Bekende voorbeelden daarvan zijn atlasvlinder (Attacus atlas) en maanvlinder (Actias selene). Indrukwekkende vlinders warbij het niet snel in de gedachte opkomt om die aan een roofdier als lekkere hap te geven. Bij vlinders die we meer in relatie zien tot schadelijk, hebben we daar minder moeite mee.
Het koolwitje is daar zo’n voorbeeld van. De rupsen zijn vraatzuchtig en richten schade aan aan allerlei koolgewassen, je ziet ze relatief vaak en ze zijn niet van een schoonheid waar we voor vallen. In tegenstelling tot heel veel andere dagvlinders.
Omdat ik gehoord had dat er in Wageningen bij de landbouwbouw universiteit een goed lopende koolwitjeskweek werd onderhouden heb ik gevraagd daar eens te mogen kijken, en dat mocht. Het gaat hier om het grote koolwitje. Dat impliceert dat er ook een klein koolwitje bestaat. De vlinder worden hier gekweekt met de bedoeling om er wetenschappelijke experimenten en onderzoeken mee te doen.
De rupsensoort heeft als wetenschappelijke naam Pieris brassicae, het Groot Koolwitje. De rupsen van deze vlindersoort eten in de natuur voornamelijk koolplanten, zoals witte kool en spruitkool, en familieleden daarvan, zoals zwarte en gele mosterd. De vlinders hebben een levenscyclus met een complete gedaanteverwisseling. Ze zetten hun eieren alleen of in groepjes op de waardplant af. Een waardplant is een plant van een soort waarvan de rupsen eten en waarop ze goed kunnen groeien. Uit een door een vlinder gelegd eitje komt een rupsje, het eerste larvenstadium van de vlinder. De voornaamste bezigheden van rupsen zijn eten en groeien. Ze maken een aantal larvenstadia door. Na de laatste vervelling verpoppen ze
zich. Gedurende het popstadium wordt in het inwendige van de rups een verbouwing ingezet,
zodat er uiteindelijk een vlinder uit de pop kan kruipen. De mannelijke en vrouwelijke vlinders paren en na deze geslachtelijke voortplanting leggen de vrouwtjes eipakketjes. Zo is de cirkel weer rond.
De groei van de rups verloopt in stadia, omdat rupsen een huid hebben die niet meegroeit. Als
de rups wil blijven groeien, zal hij moeten vervellen. De stadia zijn dus afgebakend door het afstoten van de oude huid. In het algemeen zijn er vijf rupsenstadia. De rupsen waarmee wij werken zijn in het vierde stadium waardoor zij goed te verplaatsen en te meten en niet te kwetsbaar zijn. In dit experiment worden de rupsen van het Groot Koolwitje gebruikt. Jaarlijks zijn er twee generaties: van eind april tot midden juni en van begin juli tot half oktober.
Het Groot Koolwitje komt overal in Nederland voor. Echter, je kunt hem ook aantreffen in o.a. Noord-Afrika, Siberië, Mongolië, China en Japan.