Een eerder door mij gepubliceerd artikel in Het Aquarium, 1986, 56ste jrg., blz. 52-53.
Het Chileense bergleguaantje (Phymaturus palluma).
Het is opmerkelijk hoe sommige reptielen zich in gebieden hebben kunnen handhaven waar men dat niet zo gauw zou verwachten. Zo leeft er hoog in de Andes tot op 3.000m. een 12 tot 14 cm lang wordende hagedis die zich heeft aangepast aan de karige en schrale omstandigheden daar ter plaatse. Dit dier is onlangs geïmporteerd door een handelaar te Den Haag. Het is de Chileense Hooggebergteleguaan Phymaturus palluma, een bodembewonende, voornamelijk plantenetende leguaan die zich verstopt in holen en zich hoofdzakelijk voedt met het blad van de daar voorkomende – misschien zelfs endemische Aloë soorten. Hij staat op de red data list (bedreigde diersoorten).
Phymaturus palluma lijkt sterk op de doornstaartagamen van het geslacht Uromastyx uit de Oude Wereld. Hij blijft echter aanmerkelijk kleiner. De gelijkenis tussen de beide geslachten is waarschijnlijk een gevolg van de soortgelijke omstandigheden waaronder ze moeten leven.
Phymaturus palluma heeft een stompe, afgeronde snuit, een afgeplat lichaam en een betrekkelijk korte, licht bedoornde staart.
Hij heeft krachtige, goed ontwikkelde poten. De kleur kan variëren van geelgroen tot roestbruin. Daarnaast kan hij van kleur veranderen. Om meer zonnewarmte te absorberen, kleurt hij donkerder, van donkerbruin tot bijna zwart. Verder kan hij zijn ribben spreiden en het naar de zon toe gekeerde lichaamsoppervlak zo groot mogelijk maken. Het geslachtsonderscheid is niet bekend maar waarschijnlijk heeft het mannetje een bredere staartbasis.
Hij is een echte zonaanbidder en het feit, dat hij in het hooggebergte leeft, betekent dat hij vrij veel ultraviolette straling gewend is. Wat de consequentie hiervan voor het dier in gevangenschap is, dat is niet duidelijk. Over de natuurlijke levensomstandigheden is erg weinig bekend. Hij leeft in hetzelfde gebied als de aardleguanen Liolaemus. Deze laatste is echter veel meer gespecialiseerd in het eten van insecten.
Phymaturus is bepaald niet gek op insecten en accepteert ze slechts hoogst zelden.
Verzorging Hoewel direct moet worden gesteld dat het hier om een minder geschikt terrarium dier gaat, vanwege de specifieke biotoopeisen en het specialistische voedselpakket, worden er een enkele keer toch wel eens een paar geïmporteerd. In gevangenschap kan men fijn gesneden en goed gewassen sla, andijvie, kool, paardensla en paardenbloemen voeren. Het zou nuttig zijn om te proberen of hij de in Nederland gekweekte Aloë soorten misschien ook lust. De temperatuur in het terrarium mag ’s nachts flink dalen, tot zelfs 5 à 10°C. Overdag mag de temperatuur onder de warmtelampen tijdelijk (enkele uren) oplopen tot 35°C. Het verdient de voorkeur de temperatuur overdag zo veel mogelijk te laten schommelen. Enkele uren per dag kan eventueel een bodemverwarming worden toegepast.
Ondanks dit alles niettemin een interessante hagedis die een intensieve en aandachtige verzorging vereist als de verzorger kans wil zien hem langer dan enkele maanden in leven te houden.