Selecteer een pagina

Iguana iguana

Kop van een mannetje

Algemene informatie over, een handleiding voor het verzorgen van, en een kweekverslag van: de groene leguaan (Iguana iguana)


Geschreven door Bart L. Laurens
(Alle auteursrechten voorbehouden)

Voorwoord
Het is relatief gezien nog maar kort geleden dat het algemeen besef ontstond dat er zorgvuldiger met de natuur zal moeten worden omgesprongen om te voorkomen dat deze nóg meer onherstelbare schade zal oplopen. Natuurrampen, oorlogen, oprukkende “civilisatie“, milieuvervuiling, ontbossingen en ontginningen eisen hun tol. Het wegvangen van dieren ten behoeve van een hobby vormt hierbij helaas “nog een schepje bovenop”. Onder deze omstandigheden rust op de terrariumhouder de zware verantwoordelijkheid om zorgvuldig met zijn hobby om te gaan. Goede kennis van de natuur kan hieraan in belangrijke mate bijdragen.
Eén van de dieren die in de loop der jaren een bekende “gast” in de terrariumliefhebberij is geweest, is de groene leguaan. Ondanks dat, is dit een terrariumdier dat, zeker als het om de voortplanting gaat, nog steeds tot de probleemdieren behoort. Hier en daar worden met de kweek soms kleine “succesjes” behaald. Incidenteel zelfs een écht succes. Het is wenselijk dat hier verbetering in komt, om deze grote vriendelijke hagedis in de toekomst voor de liefhebberij te mogen en te kunnen behouden. Door bundeling van krachten in verenigingsverband, kan kennis en ervaring worden overgedragen. “Lacerta“, de landelijke terrariumvereniging in Nederland, kent reeds enkele jaren een Doelgroep Groene Leguaan, welke grote belangstelling geniet.
In dit boekwerkje zijn veel gegevens verzameld, die kunnen bijdragen aan een completer beeld van en een beter inzicht in de problematiek rond deze imposante en sympathieke vertegenwoordiger uit de tropen.
Hartelijk dank zeg ik aan Prof. Dr P. Zwart, die zo vriendelijk was o.a. de medicijnenlijst voor mij te actualiseren.

Zo tam kunnen ze zijn of worden.

Iguana iguana. Zo tam kunnen ze zijn of worden.

De groene leguaan (Iguana iguana)

ALGEMEEN
Volwassen groene leguanen (Iguana iguana) zijn grote hagedissen, met inbegrip van de staart kunnen ze tot 2 meter lang worden. Het zijn bewoners van de Nieuwe Wereld. Ze komen voor in vrijwel geheel Zuid-Amerika, tot Mexico en op een groot aantal eilanden van de Antillen.

Volgens de systematiek van het dierenrijk wordt de groene leguaan als volgt ingedeeld:
Orde Squamata
Onderorde Sauria
Familie Iguanidae
Onderfamilie Iguaninae
Geslacht Iguana

Binnen het geslacht Iguana, worden 2 soorten onderscheiden en wel:
1) Iguana iguana (Laurenti, 1758) en
2) Iguana delicatissima (Laurenti, 1768)

Vroeger werden er van Iguana iguana twee ondersoorten beschreven en wel:
1) Iguana i. iguana
2) Iguana i. rhinolopha (Wiegman, 1834)

De “gehoornde groene leguaan” (Iguana i. rhinolopha), werd als een afzonderlijke ondersoort beschreven vanwege de zogenaamde “tuberkels”. Dit zijn één, twee of drie zachte, neushoornachtige uitsteekseltjes op de snuit. Dit kenmerk wordt veelal aangetroffen bij groene leguanen afkomstig van Sinalao en Veracruz en Mexico tot zuidelijk Costa Rica. (Van Roon, Lacerta 34 [6-7], blz. 71) Verder op de Antillen: St. Lucia en St. Kitts. Maar ook in Brazilië wordt deze variëteit aangetroffen. Aangezien het “rhinolopha-kenmerk” dus polytopisch, dat wil zeggen overal in het verspreidingsgebied bij Iguana iguana voorkomt, is het geen ondersoort kenmerk; het is geen geografisch ras.

De gewone groene leguaan (Iguana iguana)
De verreweg het meest regelmatig geïmporteerde groene leguaan is de gewone groene leguaan (Iguana iguana). Deze wordt afhankelijk van de plaats van herkomst, tot 2 meter lang. De gemiddelde kop/romplengte is voor de mannen 55 cm. en voor de vrouwen 48 cm. Groene leguanen die afkomstig zijn uit drogere gebieden (Antillen, Mexico) blijven in de regel kleiner dan groene leguanen die afkomstig zijn uit het regenwoud. Dit is ongetwijfeld het gevolg van het in drogere gebieden veel beperktere voedselaanbod. Binnen de soort ‘gewone groene leguaan’, komt een groot aantal kleurvariëteiten voor. Deze kunnen sterk verschillen. Er zijn groene, grijsgroene tot bruine variëteiten bekend. Sommige met rose tot oranje kleuren op de poten en op de zijkanten van de kop. In Costa Rica leeft een groene variëteit met een rode kop. Kenmerkend zijn de zwarte dwarsbanden (ringen) op de staart. Deze kunnen ook op het lichaam worden aangetroffen maar bij andere variëteiten ontbreken deze daar geheel. De mannen kunnen in de paartijd vaak opmerkelijk feller van kleur zijn dan in de rest van het jaar.
In vergelijking tot de Antilliaanse groene leguaan (Iguana delicatissima) heeft de gewone groene leguaan een vrij spitse kop en een driehoekige keelwam, met uitstekende schubben. De rugkam kan per individu, mede afhankelijk van het geslacht, maar vaak ook streekgebonden, sterk van hoogte verschillen. Hoge stekels, soms wel 7-8 cm. lang, met vaak rode kleur erin, komen voor bij de melanistische (zwarte) variëteiten van Saba en Virgin. De laatste van de rij, van voor naar achter in grootte toenemende sublabiale schubben, schuin achter het kaakgewricht is sterk vergroot en vrijwel rond. Bij volwassen mannen gaat deze, als gevolg van het zich daar sterk verdikken van de kop, naar buiten staan. Dit verschijnsel zien we vooral bij volwassen dominante mannen, daar dit één van de onderscheidende en opvallende geslachtskenmerken vormt.
Het verspreidingsgebied van de gewone groene leguaan (Iguana iguana) strekt zich uit van Mexico, over Midden-Amerika tot Zuid-Amerika (tot het zuiden van Brazilië en Paraguay). Verder komt hij voor op de Antillen: O.a. Bonaire, Curaçao, de Maagdeneilanden, St. Croix, St. John, St. Thomas, Water Island, Hassel Island, Tortola, Peter Island, Guana Island, Saba, St. Lucia, St. Vincent, Grenada, Grenadines, Guadeloupe (inclusief Les Saintes), St. Kitts en Nevis Montserrat.
Omdat de veel terrariumhouders in het bezit zijn van groene leguanen die afkomstig zijn uit Suriname, wordt aan deze variëteit wat extra aandacht besteed. Uit Suriname afkomstige groene leguanen zijn hoofdzakelijk geelgroen tot (grijs-/blauw) -groen van kleur. Over het gehele lichaam hebben zij over het algemeen een patroon van kleine zwarte stippen. In de staart zijn 10 tot 12 zwarte banden (ringen), die naar de staartbasis toe in kleur vervagen en naar de staartpunt toe breder worden. De rugkam wordt gewoonlijk niet meer dan 5 cm. hoog. De kamachtige schubben aan de keelwam kunnen tot 12 mm. lang worden. Het lichaam is cylindrisch van vorm. De staart is lang en samengedrukt. De maximale kop-/romplengte bedraagt 36 cm. De staart is ongeveer drie maal zo lang.
In Suriname leven de groene leguanen in moerassen, regenwouden en savannes, maar ook in tuinen. Schrijver zelf zag ze in 1980 o.a. in bomen en struiken in de paleistuinen, in de stad Paramaribo. Ook in Suriname wordt op groene leguanen intensief gejaagd vanwege het vlees.
Drachtige vrouwen worden in Suriname in augustus en september aangetroffen. Aan het begin van de lange droge tijd worden, afhankelijk van de leeftijd en de conditie van het vrouwtje, 25 tot 45 eieren gelegd.
Deze soort komt voor op een aantal Caraïbische eilanden en wel op drie groepen van de Bovenwindse eilanden: De Bank van Anguilla (op St. Maarten is hij nagenoeg uitgestorven!), de Statiabank: St. Eustatius (Op St. Kitts komt hij niet voor; ook niet in fossiele vorm en op Nevis en Antigua is hij inmiddels uitgestorven, zo hij daar al voorkwam) en Guadeloupe en Martinique (stukje uiterste noordkust). Hij komt echter nog massaal voor op kleine, onbewoonde, eilanden tussen St. Ri en St. Barts.
De Antilliaanse groene leguaan kan op grond van de volgende kenmerken van de gewone groene leguaan worden onderscheiden. Hij blijft gemiddeld iets kleiner dan de gewone groene leguaan. Het is een effen, éénkleurig groen dier, zonder de bekende dwarstekening van de gewone groene leguaan. De mannetjes uit noordelijker gebieden kunnen tot bruin-zwart van kleur zijn. Hij heeft een “bolle voorkop”, een stompe snuit en een halfronde keelwam. Opzij, langs de onderkaak, heeft hij een rij sublabiale schubben, die in grootte toenemen tot het midden van de kaak en daarna weer in grootte afnemen. Qua vorm doet hij denken aan de ringstaartleguanen (Cyclura). (Wijffels, Lacerta 65/66: blz. 44).
Men neemt aan dat de leguanen hier in het voorjaar (april en mei) paren. De vrouwtjes leggen hun eieren aan het begin van de zomer. Terwijl de jongen uitkomen aan het eind van de zomer, begin herfst (van augustus tot oktober). De eieren worden vaak op het strand gelegd, in het zand, 10 cm. diep begraven onder de zeedruif (Pleurobrachia pileus). Deze leven in ondiep water en dat is een reden waarom ze zo vaak aangetroffen worden op het strand.

Een biotoop in Costa Rica.

Een biotoop in Costa Rica.

Totaal ander biotoop op Curaçao.

Totaal ander biotoop op Curaçao.

De poten vastgebonden de staarten gebroken, zo blijft het "vlees" vers. Triest !!!

De poten vastgebonden de staarten gebroken, zo blijft het “vlees” vers. Triest !!!

Het natuurlijke biotoop
Bij verdere beschrijvingen zal ik mij beperken tot de gewone groene leguaan (Iguana iguana).
Gezien het enorme verspreidingsgebied van de gewone groene leguaan, ligt het voor de hand, dat hij zich aan verschillende soorten biotopen heeft moeten en kunnen aanpassen. De klimaatomstandigheden op de eilanden en die in het regenwoud verschillen sterk. Niettemin komt hij in beide biotopen voor. Het is echter een dier van uitsluitend de tropen en hij heeft een voorkeur voor vochtige gebieden. Men vindt hem in kustgebieden, langs de oevers van beken, meren en rivieren in het tropisch regenwoud, maar ook in het regenwoud zelf. Op de eilanden vindt men hem op de rotsen, zelfs op cacteeën en vetplanten, maar ook hier bij voorkeur weer op de wat vochtigere plaatsen.
Men vindt hem als eenling, maar ook in groepen. Uit waarnemingen in de natuur blijkt dat de oudere dieren hoger in de bomen leven dan de jonge dieren. Groene leguanen zijn echte “zonaanbidders” en liggen bij voorkeur op over het water hangende takken, op uitstekende rotspunten of hoog in de kruinen van de bomen.
Wetenschappelijk wordt hij beschreven als een “arboreaal levende herbivoor”, dat wil zeggen: een in de bomen levende planteneter. Hij neemt een grote variatie aan plantaardige kost tot zich: allerlei soorten blad, bloemen en fruit. Daarnaast eet hij echter ook insecten, jonge vogels, kleine knaagdieren en zeker ook aas. Het is van nature echter geen jager. Het is bekend dat groene leguanen zich ook tegoed doen aan de uitwerpselen van soortgenoten, van apen en andere zoogdieren, en ook van de mens.
Groene leguanen leven hoofdzakelijk in de bomen, maar kunnen zich ook op de grond snel en over grote afstanden verplaatsen. Overdag, bij koeler weer, houden ze zich liever op de grond op. Ze verbergen zich soms onder stronken en omgevallen bomen of kruipen in holen. Zodra de zon echter schijnt klimmen ze weer in de bomen. ’s Nachts slapen ze in de bomen of in de zojuist beschreven schuilplaatsen.
In hoeverre een populatie groene leguanen binnen een bepaald gebied daadwerkelijk een “groep” vormt is niet met zekerheid bekend. De sociale structuur van zo’n groep zou nader moeten worden bestudeerd. Het is tenslotte mogelijk dat een aantrekkelijke voedselplant een aantal afzonderlijke individuen aantrekt en dat deze dieren elkaar slechts “dulden”, zonder dat er een sociale samenhang bestaat.

Een groene leguaan, volwassen mannetje.

Een groene leguaan, volwassen mannetje van ruim 2 meter gefotografeerd in de natuur – Costa Rica – liggend op een tak (Foto: Frieda Jansen – 2009)

Vijanden
Natuurlijke predatoren kent de groene leguaan voornamelijk in zijn jeugdstadium. Dit zijn hoofdzakelijk kleine en grote roofzoogdieren, roofvogels en hagedissen-etende slangen, maar ook grote andere hagedissen. Zoals op Curaçao de ‘Blou blou’ (Cnemidophorus murinus), die volgens Koen Albers de eieren verslindt en ook op jonge groene leguanen jaagt. In de natuur worden soms exemplaren aangetroffen met vaak lelijke littekens. Deze zijn waarschijnlijk het gevolg van aanvallen door roofvogels. Groene leguanen zonnen zoals gezegd, graag in de toppen van de bomen en worden daardoor een voor de hand liggende prooi voor de vele in de tropen voorkomende roofvogels. Eenmaal volgroeid, is de groene leguaan een weerbare hagedis, die zich niet zo eenvoudig meer laat verschalken. Naast roofvogels zijn waarschijnlijk grote boa’s, tapijtslangen of afgodslangen (Boa constrictor) en andere grote slangen zijn belagers.
Zijn grootste vijand is helaas ook in dit geval ‘de mens’, die zijn natuurlijke biotopen aantast, zijn milieu vervuilt en ratten en geiten als voedselconcurrenten meebrengt. Die honden en katten als predatoren introduceert; de katten vreten de jongen op, de honden alles, inclusief de eieren!
Daarnaast wordt hij door mensen gegeten. Zeker op het vaste land wordt hij graag op het menu gezet en heeft hij zelfs de bijnaam “Chicken of the Trees” (boomkip) gekregen. Ook de eieren worden door mensen gegeten.
Waar groene leguanen worden gegeten, wordt er over het algemeen niet zachtzinnig met ze omgesprongen. Teneinde ze in het warme klimaat “vers” te houden, worden ze meestal niet direct gedood. Om ontsnappen te voorkomen worden de poten gebroken en samengebonden, de fraaie lange staart, waarmee hij heel venijnig kan uithalen, wordt eenvoudig afgehakt.
In het Caraïbisch gebied en ook op het vasteland (Panama), bestaat een levendige handel in leguanenvlees.
De wetenschappelijke naam van de Antilliaanse groene leguaan: Iguana delicatissima duidt zonder omwegen op zijn culinaire kwaliteiten.
Als gevolg van het wegvangen in zijn natuurlijke biotopen werden op sommige plaatsen: in Panama (Dagmar Werner) en op Curaçao (Carmabi) projecten opgezet met als doel om groene leguanen in gevangenschap te kweken en deze later, wanneer de overlevingskansen groter geworden zijn, weer in de natuur terug te plaatsen. Op deze wijze werden nu reeds enkele jaren, met name in Panama, enkele duizenden groene leguanen in de natuur teruggeplaatst.
Uit de wijze van kweken op deze projecten kunnen, óók voor de terrariumhouder, belangrijke conclusies met betrekking tot de verzorging van groene leguanen in terraria worden getrokken Waarschijnlijk geldt voor groene leguanen hetzelfde als voor de meeste andere dieren: op een bepaald beperkt gebied is slechts plaats voor een beperkt aantal dieren van diezelfde soort. Dit aantal wordt voornamelijk bepaald door het aanwezige voedselaanbod. Hoe meer voedsel, hoe meer exemplaren per soort per vierkante meter/hectare kunnen leven. Er worden echter veel meer jonge dieren geboren dan dat er zich in een territorium kunnen handhaven. Er vindt dan ook een natuurlijke selectie plaats door predatoren, waardoor de sterkste en de slimste exemplaren overleven (survival of the fittest!). Een overschot aan jonge dieren kan echter ook leiden tot uitbreiding van de biotopen, trek naar andere gebieden, al dan niet gepaard gaande met enige aanpassingen.
Het wegvangen van dieren ten behoeve van consumptie of handel kan een natuurlijk evenwicht ernstig verstoren. Wanneer dit wegvangen met enig beleid gepaard zou gaan, dan zou een uitgedunde populatie zich over het algemeen wel weer snel kunnen herstellen. Niettemin werden op sommige plaatsen, zoals op St. Maarten en Nevis, helaas al hele populaties uitgeroeid. Voor de bestrijding van slangen werd op sommige eilanden de mungo geïmporteerd; ook hij vormt een ernstige bedreiging voor de groene leguaan. Faunavervalsing (het introduceren van diersoorten op plaatsen en plekken waar ze van nature niet thuis horen) heeft over het algemeen onverwachte en vaak desastreuze (vernietigende)gevolgen voor de natuur.
In de Encyclopedie van GrzymekHet leven der Dieren“, deel IV, Reptielen, blz. 213, commentaar bij een foto van de groene leguaan, wordt gesteld dat de groene leguaan (Iguana iguana) de op de Kleine Antillen en de Maagdeneilanden voorkomende ringstaartleguanen (Cyclura) naar de achtergrond zou hebben verdrongen. Dit is een aanvechtbare theorie. Veel waarschijnlijker is, dat de ringstaartleguanen zijn uitgeroeid door de mens. Mogelijk zijn de groene leguanen er pas later “geïmporteerd”. Groene leguanen en ringstaartleguanen stellen in principe uiteenlopende biotoopeisen; de groene leguanen houden van water en van een vochtige omgeving. Als zij de keus zouden hebben trekken zij waarschijnlijk, ondanks hun niet te onderschatten aanpassingsvermogen, naar de vochtigere, beboste gebieden. De ringstaartleguanen daarentegen preferen droge en rotsachtige gebieden. Het ligt niet direct voor de hand, dat de een de ander zou verdrijven. (Wijffels, Lacerta 24 [6], blz. 43-45).

Opkweek kooien op Curaçao.

Opkweek kooien op Curaçao.

Grote hoeveelheden nakweek groene leguanen.

Grote hoeveelheden nakweek groene leguanen.

Ook de kunstmatige legholen worden bevolkt

Ook de kunstmatige legholen worden bevolkt

De ingang van een leghol.

De ingang van een leghol.

Gestapelde slaapplaatsen

Gestapelde slaapplekken.

Kweekprojecten
Ondanks al het negatieve dat er in de relatie mens : natuur vaak terecht naar voren wordt gebracht, worden er door de mens ook heel positieve projecten op stapel gezet. Twee ervan werden reeds even aangehaald, één in Panama en één op Curaçao. Het is interessant deze wat nader te belichten.

Smithonian Tropical Research Institute – Panama
Het Smithonian Tropical Research Institute in Panama houdt zich onder andere bezig met een fokprogramma voor groene leguanen. De door het instituut gefokte groene leguanen worden na verloop van tijd in de natuur uitgezet; dit ter compensatie van de jachtdruk op de groene leguanen. Naar aanleiding van een brief van de Doelgroep Groene Leguaan (een doelgroep waarop later in dit boek wordt teruggekomen) waarin wordt gevraagd naar het geheim om groene leguanen tot geslaagde voortplanting te bewegen antwoordt Dagmar Werner van het instituut onder meer het volgende:
“Naar aanleiding van uw vraag met betrekking tot de voortplantingscyclus de groene leguaan: Deze varieert van plaats tot plaats, afhankelijk van de omstandigheden. Het is onbekend wat de voortplantingsactiviteit in gang zet. Ik denk de positie van de zon of daglengte, samen met selectiefactoren vanuit de omgeving. Voortplanting in gevangenschap is niet erg succesvol geweest onder “binnenshuis-omstandigheden”. Ik verwacht dat de belangrijkste reden daarvoor is een onvoldoende hoeveelheid vitamine D (calcium). De belangrijkste reden voor ons succes is mogelijk het feit dat wij plaatselijke populaties onder dezelfde omstandigheden als in de natuur in gevangenschap houden.
Onze faciliteiten stellen de leguanen in staat zelf de gewenste hoeveelheid zon en schaduw uit te kiezen. John Phillips heeft I. iguana tot voortplanting gedwongen door injecties met Gonadotropine. Zijn succes is beperkt en het is mogelijk erg schadelijk voor de dieren omdat de behandeling tot gevolg heeft dat de dieren tweemaal zoveel eieren leggen als normaal, waarvan slechts de helft vruchtbaar blijkt te zijn.
Er moet niet meer dan 1 man bij 3 tot 5 vrouwen worden gehouden, omdat verstoring van de sociale verhouding vrouwtjes ervan weerhoudt vruchtbare eieren te leggen of zelfs in een voortplantingscyclus te geraken. Leguanen die op volwassen leeftijd in gevangenschap komen, raken doorgaans niet in een voortplantingscyclus, zelfs niet onder de best denkbare omstandigheden (kooien van 30 x 25 meter!). Slechts zéér jonge dieren (minder dan 6 maanden oud of met een kop-/romplengte van minder dan 18 cm.) passen zich aan aan de omstandigheden van gevangenschap. Met zwangere vrouwtjes hoeft niets speciaals te worden gedaan. Wel moet er, 4 tot 6 weken voor het leggen, een kunstmatig nest beschikbaar zijn.
Voedsel: We zijn een diepgaande studie aan
het opzetten over voedselbehoeftes. Op dit moment bieden we de leguanen een dieet aan met 20% eiwit en 10% vezel. We gebruiken 0.9% calcium en 0.5% fosfor. De dieren moeten ook vitaminen en mineralen krijgen, we proberen de vitaminen mengsels voor kuikens. Onze dieren krijgen dagelijks groen blad en fruit, maar fruit met een hoog vochtgehalte is misschien schadelijk voor de dieren, omdat het water het spijsverterings-kanaal vult.”
Aldus de informatie van Dagmar I. Werner.

Groene leguaan op het strand van Curacao

Groene Leguaan met Blou blou op het strand van Bonaire (foto: Fred Sleebe).

Stichting Carmabi – Curaçao
Zoals ook reeds eerder opgemerkt levert de groene leguaan door en voor de mens gewaardeerd vlees. Zo ook op Curaçao. Hoewel ze daar nog lang niet zijn uitgeroeid, neemt hun aantal sterk af vanwege de hoge jachtdruk. Om de groene leguaan te beschermen is onderzocht of er gezonde mogelijkheden zijn om de groene leguaan in gevangenschap te kweken, zodanig dat dit ook economisch gezien rendabel zou zijn. Het is interessant om te onderzoeken of groene leguanen kunnen worden teruggeplaatst op plaatsen waar ze als gevolg van de jacht sterk zijn uitgedund, of om ze zelfs op de markt te brengen, teneinde de jachtdruk te verminderen. Een onderzoek van Bakhuis en Hasham (1982) heeft inmiddels uitgewezen dat er een markt is voor in gevangenschap gekweekte groene leguanen op Curaçao. In het kader van een doctoraalonderzoek van april 1986 tot november 1986 heeft Koen Albers, student in de biologie te Groningen een onderzoek gedaan aan de kweek met de groene leguaan ter plaatse. Zijn bevindingen heeft hij neergelegd in zijn verslag “Kweekexperimenten met de groene leguaan (Iguana iguana) op Curaçao. (januari 1988).

Hieronder volgt een weergave van zijn verslag:
“In dit onderzoek werd gekeken naar de mogelijkheden om op Curaçao groene leguanen in gevangenschap te kweken. Groene leguanen werden gehouden in door zinkplaten omheiningen omgeven vakken, alwaar ze in het zand of in kunstmatige legholen eieren konden leggen. Door 17 leguanen werd hier in een tijdsbestek van 2 maanden eieren gelegd. Slechts in één geval werd hiervoor gebruik gemaakt van een kunstmatig leghol, geconstrueerd aan de hand van Werner en Mille (1984) naar aanleiding van onderzoek in Panama. Waarschijnlijk waren de kunstmatige legholen te groot voor de Curaçaose leguanen.
Curaçaose leguanen groeien niet door tot lengtes die op het vasteland gebruikelijk zijn. In vergelijking met leguanen in Panama leggen zij ± 14% zwaardere eieren waaruit ± 10% grotere en zwaardere jongen komen. Zij hebben relatief zwaardere legsels en zijn gemiddeld waarschijnlijk geringer van afmetingen bij eerste reproductie.
Eieren werden geïncubeerd in een medium van 84% zand (diabaas) en 17% (gewicht) water in plastic doosjes of zakjes. Twee legsels leverden geen hachlings (= jongen: schrijver) op. Van de eieren uit andere legsels kwam 82,8% uit na gemiddeld 96 dagen. Experimenten waarin de samenstelling van het substraat gevariëerd werd leverden geen éénduidige resultaten op, onder álle omstandigheden werden jongen geboren. Hachling-succes was in hoge mate legselafhankelijk en gecombineerd met het feit dat gestorven eieren in het algemeen geen of nauwelijks sporen van embryonale ontwikkeling vertoonden werd geconcludeerd dat de oorzaak van eiersterfte gezocht moet worden in de periode tussen het leggen van de eieren en het inzetten van de eieren in de broedstoof/-machine. Mogelijk is ook een aantal eieren niet bevrucht geweest.
Hachlings werden grootgebracht in kooien van 0.6 (hoogte) x 2.0 (lengte) x 1.0 (breedte) meter (20 hachlings) en binnen 2 door zinkplaten omgeven vakken van 2 x 4 en 10 x 10 meter (resp. 25 en 74 hachlings) op een dieet van groenvoer, bloemen en bananen.
De groeisnelheid van de hachlings in de kooien in de eerste drie maanden van hun leven bedroeg gemiddeld .179 gr/dag en .271 mm/dag. De groeisnelheid van de hachlings was in hoge mate legselafhankelijk. Het al dan niet voeren van faeces (uitwerpselen) van oudere leguanen aan hachlings had geen invloed op de groeisnelheid van de hachlings in de kooien. Het verhogen van de dichtheid van 20 hachlings per kooi tot 40 hachlings per kooi verlaagde de gemiddelde groeisnelheid tot .078 gr/dag en .138 mm/dag en had sterfte van 33% van de hachlings tot gevolg. Het verlagen van de dichtheid van de hachlings tot 10 hachlings per kooi had geen invloed op de groeisnelheid.
Binnen de zinkplaten omheiningen werden de hoogste groeisnelheden gemeten, gemiddeld .304 gr/dag en .375 mm/dag, gepaard gaand met een groot verlies van hachlings, resp. 62% (grootste vak) en 32% (kleinste vak), waarschijnlijk door predatie en/of ontsnappen van de hachlings.
Hoewel de gehanteerde methoden op een aantal plaatsen voor verbetering vatbaar zijn, blijkt het goed mogelijk op Curaçao groene leguanen in gevangenschap te kweken.”
Aldus de conclusie van het verslag van Koen Albers.

Alternatieve beschermingsacties
Iguana delicatissima op Anguilla.
Uitgifte speciale postzegel (1997).
Het schaarse bestand aan wilde dieren op Anguilla is in de afgelopen jaren uitgebreid door de herintroductie van de Antilliaanse groene leguaan (Iguana delicatissima).
De Anguilla National Trust, die het historisch erfgoed op het gebied van zeeleven, flora en fauna op het eiland beheert, heeft het voortouw genomen om het voortbestaan van de groene leguaan op het eiland te waarborgen.
In het belang van de groene leguaan heeft de “PTT” van Anguilla een serie van vier postzegels uitgegeven met de bedoeling de bevolking bewust te maken van het belang van het voortbestaan van dit bedreigde reptiel.
De uitgifte van deze postzegels werd ondersteund door het Wereld Natuur Fonds en het gaat om afbeeldingen van de Antilliaanse groene leguaan, waarbij de ontwerper de leguanen heeft afgebeeld in hun natuurlijke omgeving.

Handel
Het is nog niet zo lang geleden dat het importeren van zogenaamde “babyleguaantjes” een jaarlijks weerkerende handelsactiviteit was, waarbij meestal zéér grote aantallen, soms wel duizenden, van deze jonge groene leguanen in Europa (met name in Nederland), werden geïmporteerd.
Uit waarnemingen (1999: schrijver) blijkt dat de aantallen nu minder groot zijn, maar nog steeds worden er onverantwoord veel groene leguanen op jaarbasis ter verkoop aangeboden.
Het gevolg van het onttrekken van deze dieren aan hun natuurlijke biotopen valt moeilijk te achterhalen. De totale groene leguanenstand zal er echter waarschijnlijk niet ingrijpend door zijn aangetast. Het spijtige van het importeren van dergelijke grote aantallen is echter dat veel dieren bij niet serieuze liefhebbers terecht komen. Een jonge groene leguaan heeft het “nadeel” dat hij er “sympathiek” en “vriendelijk” uitziet. Helaas leiden dergelijke uiterlijke kenmerken snel tot impulsief kopen.
Daarnaast wordt het dier vaak als zéér gemakkelijk te verzorgen aangeprezen, vanwege het feit dat hij graag sla, andijvie en banaan eet. Meestal wordt niet op de problemen en de consequenties gewezen, die het verzorgen van groene leguanen met zich meebrengt.

Voeding en verzorging
Jonge groene leguanen hebben, zoals alle jonge reptielen, goede voedingsstoffen nodig om zich tot gezonde volwassen dieren te kunnen ontwikkelen. Groene leguanen eten voornamelijk plantaardig voedsel (herbivoor), maar daarnaast ook dierlijke voedsel (carnivoor); het zijn dus eigenlijk alleseters (omnivoor). Zij hebben veelzijdige voeding nodig. Groene leguanen kauwen hun voedsel niet. Zij maken het voedsel kleiner door er stukken af te bijten of te scheuren en slikken deze stukken heel door. Het is daarom aan te bevelen om wanneer er voedsel wordt aangeboden zoals groenten en fruit, deze stukken vast te binden of iets dergelijks. Zo niet dan slepen ze dit voedsel vaak het hele terrarium door bij hun pogingen om er stukken af te krijgen. Bij deze acties kan het voedsel vervuild raken, hetgeen niet wenselijk is.
Groene leguanen hebben scherpe tanden die aan de binnenzijde van het kaakbeen zijn geplaatst (pleurodont). Groenten die kunnen worden gevoerd zijn bijvoorbeeld: koolsoorten, taugé, licht gekookte bloemkool of spruitkool, peulvruchten, wortel, prei, komkommer en andijvie. Alle groente moet goed worden gewassen (insecticiden!) Koolsoorten verdienen de voorkeur boven sla en andijvie, omdat ze meer kalkstoffen bevatten. Alle rijpe, zóete vruchten komen als voedsel in aanmerking: appels, peren, tomaat, papaya, banaan, druiven, kersen, mango’s etc. In principe behoeft geen enkele fruitsoort geschild te worden, wel verdient het aanbeveling alles in “hapklare brokken” te snijden. Het valt aan te bevelen zo nu en dan ook eens iets nieuws te proberen; afwisseling is altijd goed. Groene leguanen hebben sterk individuele voorkeuren. Ze kunnen soms, totaal onverwacht, bepaalde voedselsoorten wél of níet accepteren. Er zijn terrariumhouders die hun groene leguanen regelmatig de restanten van hun dagelijkse warme maaltijd geven. Incidenteel is daar niets op tegen. Er moet echter streng op worden toegezien dat de leguanen niet “vervetten”. Ons eigen eten bevat voor groene leguanen in de regel véél te véél kruiden en zout. Hierdoor kunnen ernstige nierproblemen ontstaan. Het simpele feit dat groene leguanen sommige soorten voedsel graag eten houdt niet automatisch in dat dit voedsel ook góed voor ze is. Groene leguanen zijn over het algemeen namelijk ook verzot op: pudding, vla, slagroom en gebak.
Citrusvruchten, sla en spinazie bevatten relatief veel nitraat en mogen slechts sporadisch worden gegeven.
Jonge groene leguanen eten meestal ook graag levende insecten, zoals meelwormen, krekels, treksprinkhanen en wasmotlarven. Regenwormen vormen vooral in het jeugdstadium, maar ook later, een prima voedsel. In de natuur eten groene leguanen ook aas. Het is daarom niet vreemd dat eendagsmuizen, een hardgekookt ei en ook kattenvoer uit blik, graag worden geaccepteerd. Er zijn ook groene leguanen die vis eten.
Het valt aan te bevelen het voedsel met calciumcarbonaat en vitaminen te bepoederen. Een vuistregel voor het doseren van kalk is: 1 gram kalk per kilogram lichaamsgewicht per dag. Om er zeker van te zijn dat dit ook werkelijk wordt gegeten, kunnen deze stoffen het beste door het favoriete kostje van de leguanen worden gemengd. Het doseren van kalk en vitaminen dient altijd zorgvuldig te geschieden. Overdosering van vitamine D3 en tekort aan kalk bevordert rachitis. Overdosering van vitaminen kan leveraandoeningen veroorzaken.
Sommige terrariumhouders zijn gewend om in water oplosbare vitaminen aan het drinkwater en/of aan het sproeiwater toe te voegen. Aangezien groene leguanen echter een grote hoeveelheid vochthoudende producten op het menu hebben staan, drinken zij relatief weinig. Deze methode is daardoor weinig succesvol. Beter is het om de voerbak te besproeien met water waarin de noodzakelijk hoeveelheid vitaminen is opgelost.
Voeder niet te vaak. Drie tot vier keer per week is voldoende. Zeker wanneer er regelmatig groenvoer zoals kool, sla of andijvie regelmatig voorhanden is.

Een groene leguaan gefotografeerd op Aruba (Foto: Frieda Jansen - 2007).

Een groene leguaan gefotografeerd op Aruba (Foto: Frieda Jansen – 2007).

Ziekten, parasieten en andere aandoeningen

Uitwendige parasieten
Bij de aanschaf van nieuwe groene leguanen kunnen uitwendige parasieten (ectoparasieten), zoals mijten en teken worden opgespoord, door de dieren visueel nauwkeurig te onderzoeken. Parasieten zuigen van het bloed van hun gastheer en ondermijnen daardoor de conditie van hun gastheer en kunnen ziekten overbrengen.

Mijten en teken
Mijten en teken zijn de meest voorkomende uitwendige parasieten. Ze zitten meestal op en dus niet in de leguanen en veroorzaken veel irritatie. Het zijn beide 8-potige, bloedzuigende organismen. Beide kunnen ziektekiemen dragen en overbrengen van het ene reptiel op het andere. Meestal brengen zij geen zieketen over op niet-reptielen, maar niet-reptielen kunnen wel worden gebruikt om ziekten over te brengen. Teken worden veel gevonden op uit het wild afkomstige dieren of op dieren die daarmee werden samengehouden. Het niet goed schoonmaken van quarantaineruimten kan ook tot overdracht van parasieten leiden. Teken worden groter dan mijten en wanneer zij zich eenmaal op een bepaalde plaats op hun gastheer hebben vastgebeten hebben zij niet de neiging om zich veel te bewegen.
Mijten zijn over het algemeen klein en kennen verschillende stadia. In enkele van die stadia eten zij zelfs helemaal niet. Mijten zijn heel bewegelijk en kunnen zwervend worden aangetroffen op hun gastheer, maar ook in de omgeving van hun gastheer. Er zijn twee soorten mijten bekend die veel op leguanen worden gevonden. Dat zijn de rode bloedmijt en de zwarte bloedmijt, waarvan de rode het meest veelvuldig voorkomt.
In het wild zijn groene leguanen vaak besmet met mijten en teken, maar wanneer de leguaan in goede conditie is heeft hij daar over het algemeen weinig last van. Pas wanneer hij gewond raakt, gevangen wordt of in stress geraakt vormen de parasieten een probleem.
Een gevangen groene leguaan raakt onderhevig aan stress vanaf het moment dat hij gevangen wordt, tot en met het moment waarop hij hier in de winkel wordt aangeboden. Tussen die tijd in bevindt hij zich vaak onder slechte hygiënische omstandigheden. De in de winkel aangeboden dieren zijn vaak sterk afgezwakt. Omdat mijten vaak zo klein zijn worden ze in eerste instantie vaak over het hoofd gezien. Ondanks hun geringe formaat kunnen ze voor de afgezwakte groene leguaan behoorlijk gevaarlijk zijn. Het is zinvol pas aangekochte dieren goed op mijten in de gaten te houden.
Mijten tref je aan op het lichaam van de groene leguaan en verscholen op voor de hand liggende plekjes: Oksels, ogen, tussen vingers en tenen, onder grote schubben en in het ergste geval vind je ze overal. In dat laatste geval zitten de mijten ook op de handen van de verzorger wanneer deze een groene leguaan heeft vastgepakt. Als dat zo is gaat het om een zeer ernstige besmetting. In degelijke gevallen is het zinvol de groene leguanen krachtige voeding te geven en vooral uitdroging te voorkomen en hun conditie te verbeteren.
Mijten kunnen een plaag vormen dat is duidelijk. In hun eerste groeistadia zijn ze microscopisch klein en héél moeilijk effectief te behandelen. De meeste van de in dierenwinkels aangeboden bestrijdingsmiddelen helpen onvoldoende. De bestrijding vereist een tweeledige aanpak: Om te beginnen moet de omgeving grondig worden ontsmet en daarnaast moet het dier worden behandeld. Zachtaardige middelen als homeopathische middelen zijn er niet of helpen niet.
Mijten kunnen een hardnekkige, bijna onuitroeibare plaag vormen. Het grondig ontsmetten van het terrarium en van de dieren is vaak niet afdoende. Meestal zitten er mijten in voedselpassieve stadium in het tapijt, onder de plinten en in de gordijnen. Zodra deze moeten eten gaan ze op zoek naar een gastheer. Om die reden moet iedere behandeling, welke dan ook in een periode van 2 – 6 weken minstens 2 keer worden herhaald.

Het behandelen van de omgeving
Onderstaande methode is in de praktijk succesvol gebleken voor wat betreft de reiniging van omgeving, maar dit succes is alleen mogelijk wanneer uiterst zorgvuldig én grondig te werk wordt gegaan.
Begin met het verwijderen van de groene leguaan of groene leguanen uit het terrarium. Zet ze in een badkuip of een andere schone ruimte.
Verwijder alle losse omgevingsmaterialen uit het terrarium en doe deze in een stevige plastic (vuilnis)zak en verwijder een en ander uit huis. Stofzuig het terrarium grondig tot in alle hoeken en gaten. In geval van een houten terrarium kunt u alle naden met een mes afkrabben en opnieuw stofzuigen. De bedoeling is om zoveel mogelijk loslopende mijten en eieren te verwijderen.
In geval van een glazen of kunststof terrarium dient dit geheel te worden afgesopt met heet zeepwater. Ook houten oppervlakken in het terrarium dienen hiermee te worden afgenomen. Verwijder vervolgens alle zeepresten. Daarna kunt u het terrarium reinigen met een bleekwater-oplossing van 1:30. Laat deze oplossing circa 10 minuten inwerken en verwijder dan weer alle bleekwaterresten. Deze behandeling doodt de mijten zelf niet maar wèl alle schadelijke organismen die op hun beurt door de mijten zijn binnengebracht.
Indien er in het terrarium verwijderbare inrichtingen zijn aangebracht zoals boomschors-afwerkingen, klimtakken, kunstgrotten, of -rotsen, verhit deze dan in een oven tot 120gr. Celsius of dompel ze in kokend water. Wanneer er onderdelen te groot zijn, neem ze dan weer af of nevel met de 1:30 oplossing van bleekwater en laat dit 8 uren intrekken. Na afloop grondig reinigen. Laat de materialen uiteindelijk 24 uren in de zon drogen.
Was alle schalen en vijvers met de bleekwateroplossing, poets ze flink en laat ze drogen aan de lucht.
Haal alle ingebouwde hulpmiddelen los en reinig ze grondig “van binnen en van buiten”. Bedenk dat mijten in de kleinste hoekjes en gaten kunnen kruipen. Ga liever iets te grondig dan te gemakkelijk te werk. Spuit eventueel nog met een insecticide, maar reinig alles daarna weer grondig.

Mooie grote oranje man

Een prachtige volwassen groene leguaan op de Canarische eilanden, een variëteit die weinig met groen te maken heeft (foto: Lenie Muller).

Het behandelen van de groene leguanen
Gelijktijdig met het ontsmetten van de omgeving dienen ook de leguanen mijtenvrij te worden gemaakt. Daar zijn verschillende behandelingsmethoden voor.
Plaats de leguaan of leguanen ieder afzonderlijk in een bad met lauw water met een oplossing van Betadine. Voeg zoveel van dit middel toe dat de oplossing de kleur krijgt van slappe thee.
Behandel de leguaan rond de ogen en de neus met een zacht doekje of een penseel met bedoelde oplossing. Zorg dat de vloeistof niet in de ogen van het dier terechtkomt. In tegenstelling tot slangen hebben leguanen geen permanent beschermende huid over hun ogen en de oplossing kan daar irriteren.
Betadine verzacht en geneest de mijtenbeten.
Het baden met deze oplossing kan iedere dag worden herhaald, zolang de beten nog genezen. Wanneer een leguaan niet gebaad zou worden met dit middel is het aan te bevelen de besmette plekken met zachte doek of penseel te behandelen met een onverdund Betadine en dit gedurende enkele dagen dagelijks te herhalen.

Nazorg
Houd het terrarium en de dieren de komende 4 tot 6 weken goed in de gaten. Zodra u het terugkomen van de mijten constateert moet de gehele behandeling worden overgedaan. Als dat niet het geval is het verstandig de behandeling na 6 weken 1 maal te herhalen om er zeker van te zijn dat alle eitjes weg zijn. Dat geldt vooral voor houten verblijven.

Andere bestrijdingsmethoden
Neguvon/Tugon
Neguvon werd vroeger als een (blauw) poeder via de apotheek of dierenarts verstrekt. Ook dierenspeciaalzaken, konden het wel leveren. Door reptielen in een, in een oplossing met 2% neguvon gedrenkt, linnen zakje te doen (zie tabel met gangbare medicijnen), kunnen uitwendige parasieten worden bestreden. Dit behoeft slechts enkele minuten te gebeuren. Na enkele dagen dient deze behandeling te worden herhaald. Ook kan in het terrarium met een oplossing van Neguvon worden “geneveld”.
Tegenwoordig is dit middel niet meer in de handel maar vervangen door Tugon. Een gif dat tegen maden in stallen op boerderijen werd ontwikkeld.

Olie
Uitwendige parasieten kunnen op het lichaam van de groene leguaan met olijfolie, zonnebloemolie, of andere spijsolie worden ingesmeerd. Zo nodig kan het gehele lichaam van de leguaan worden ingesmeerd. Hij kan daarna in het terrarium blijven. De olie sluit het oppervlak boven de kleine parasieten af waardoor deze stikken. De dode parasieten vallen vervolgens vanzelf af of verdwijnen bij de vervelling. Het is een volstrekt neutrale en effectieve behandeling. Als enig ongemak ervaart de leguaan dat hij wat plakkerig is en dat er troep aan de olie blijft kleven.
Prof. Dr Zwart merkt op dat het toepassen van olie niet aan te bevelen is omdat olie als dunne laag snel oxydeert (minuten) en dan giftige peroxiden ontstaan. Bij toepassing op slangen ziet men dat daardoor vaak de schubben overeind gaan staan.
Teken worden veel groter dan mijten, maar kunnen eveneens volgens het principe van verstikking worden bestreden met behulp van vaseline. De teek wordt 10 minuten lang flink onder gesmeerd en wanneer deze daarna niet uit zichzelf loslaat kan hij voorzichtig met behulp van een pincet worden losgepeuterd.
Een andere methode is het wegbranden van de teek met een hete naald. Deze methode levert meer risico op voor de leguaan.
In alle gevallen is het verstandig de plek waar teek heeft gezeten met Betadine te ontsmetten.

Vapona-Cassette
Vapona cassettes mogen alleen in lege terraria worden toegepast. De stoffen uit de cassette blijken in de praktijk uiterst schadelijk zowel voor mensen als voor àlle terrariumdieren.
De verkoop is een tijdlang verboden geweest. Kennelijk zijn er aanpassingen gedaan want momenteel liggen ze weer te koop in de drogisterijen. Kies echter bij voorkeur voor de bestrijding met olie.
Hieronder een tabelletje met enkele gegevens:
De cyclus van de mijt
30gr.C 20gr.C
Eitjes 28 uur 98 uur
Larve niet-etend 18 uur 47 uur
1e nymf stadium 3 dagen 14 dagen
2e nymf stadium 13 uur 26 uur
Volwassen 10 dagen 32 dagen

Het verdoven van teken
Teken kunnen worden verwijderd door ze te verdoven met tabakssap, ether of zuivere alcohol. Een watje gedrenkt in een van deze vloeistoffen kan hiervoor worden gebruikt. Het weghalen moet héél zorgvuldig gebeuren, bij voorkeur met een stevig pincet met een “platte bek”. Let goed op dat de teek met kop en al wordt verwijderd. Blijft de kop zitten, dan kan dat ontstekingen veroorzaken. Een moderne bestrijdingsmethode is het aanstippen van de teek met onverdunde Ivomec.
Teken zijn ook niet ongevaarlijk voor de mens. Zij kunnen ernstige ziekten overbrengen; probleem is dat ziekteverschijnselen vaak moeilijk in verband te brengen zijn met de tekenbeet.

Inwendige parasieten
Besmetting met inwendige parasieten (endoparasieten), zoals wormen, flagellaten e.d. kan het beste door een dierenarts worden onderzocht en behandeld. Hiertoe dient mestonderzoek te worden verricht. Afhankelijk van de soort besmetting kan medicatie worden voorgeschreven. Het is aan te bevelen een mestonderzoek periodiek, bijvoorbeeld één keer per jaar, te herhalen.

Prolapse
Prolapse is het naar buiten komen van weefsel naar waar het eigenlijk niet behoort te zijn. De twee meest voorkomende vormen van prolapse zijn: darmprolapse en prolapse van de hemipenis. Beide vormen moeten als ernstig en levensbedreigend worden aangemerkt, wanneer zij niet snel door het dier zelf worden gecorrigeerd. In dat geval zal snel en adequaat moeten worden ingegrepen.
Reptielen hebben net als vogels een darmsysteem waarbij ontlasting en ureum in een ruimte (de cloaca), vlak voor de anus, worden opgeslagen alvorens te worden uitgescheiden. Door deze zelfde cloaca passeren sperma, eieren of levende jongen in geval van levendbarende reptielen.
De geslachtsorganen van het mannetje, de hemipenissen (hij heeft er twee) liggen opgeklapt in de staartbasis wijzend in de richting van de punt van de staart.
Wanneer zij worden omgeklapt en naar buiten komen passeren zij ook de cloaca, richting anus.
In geval van gezonde ontlasting worden de hemipenissen vaak even naar buiten gestoten en direct daarna weer in hun normale positie gebracht.
In de paartijd zullen mannetjes regelmatig hun geslachtsorgaan naar buiten brengen, waarbij wat zaadachtig materiaal kan worden afgescheiden.
Meestal worden de hemipenissen snel daarna weer in hun normale positie in de staart gebracht.
In geval van constipatie (verstopping), of als gevolg van uitdroging, stoten, of als gevolg van parasieten, kan een poging tot ontlasting resulteren in het ongewenst door de anus naar buiten stuwen van de dikke darm, een deel van de cloaca of één of beide hemipenissen.
In ernstige gevallen is de leguaan al verzwakt als gevolg van bovenbedoelde omstandigheden en is niet meer zelf in staat de weefsels zelf naar binnen te halen.
Wanneer deze weefsels uit het lichaam zouden blijven hangen kan het vervuild raken met uitwerpselen, ureum, voedselresten en allerlei in het terrarium aanwezige andere zaken. Daarnaast bestaat het ernstige risico van verdroging. Wanneer het niet zou worden schoongemaakt en teruggezet zal het afsterven en geamputeerd moeten worden.
Een leguaan met last van prolapse kan in een lauw bad met een hoge concentratie suiker worden geplaatst. Het effect van de suiker is dat het vloeistoffen uit het weefsel zal absorberen, waardoor het opgezwollen weefsel zal slinken. Wanneer de volumeafname voldoende is voor het dier om het weefsel zelf weer gemakkelijker naar binnen te halen, is het probleem voorbij.
Wanneer dat niet het geval is, moet het weefsel voorzichtig met koud water worden afgespoeld, eventueel met een lichte Betadine-oplossing. Daarna kan het weefsel met de hand in een rubber handschoen, met wat glijmiddel voorzichtig worden teruggeplaatst.
Uiterste zorgvuldigheid en voorzichtigheid moet worden betracht wanneer het om de dikke darm gaat. Deze bevat nog faecaliën en wanneer de dikke darm zou worden geperforeerd kan dit als gevolg van de verontreinigingen tot de dood van de groene leguaan leiden.
Wanneer het weken met suikeroplossing niet baat en het lukt u niet om het weefsel zelf op haar plaats terug te krijgen dan zit er niets anders op dan het dier in een vochtige (hand)doek zo snel mogelijk naar een dierenarts te brengen.
Sommige leguanen krijgen chronisch last van prolapse. Wanneer dit een van de twee hemipenissen betreft dan kan deze veilig worden geamputeerd. Met het overgebleven geslachtsorgaan blijft het dier toch nog vruchtbaar.
Er kunnen hechtingen worden geplaatst om de dikke darm op zijn plaats te houden. Ook kan de dikke darm operatief aan de buikwand worden vastgezet om chronische prolapse te stoppen.
In deze laatste gevallen zal overduidelijk de dierenarts ingeschakeld moeten worden.

Portret man felle ogen

Portret van een volwassen man met prachtige felle ogen. Het dier is duidelijk een man en in topconditie (foto: Lenie Muller).

Ontstekingen (abcessen)
Hoewel ontstekingen en abcessen aanvankelijk vaak als een onbeduidend “bultje’ worden beschouwd, blijken deze vaak hardnekkiger en ernstiger dan dat men aanvankelijk had verwacht en meestal moet er worden gesneden om de gezwellen te verwijderen. Ook over dat snijden wordt nog wel eens luchthartig gedaan maar wie zich bedenkt dat er in het levende dier vaak door vetlagen, spieren en pezen, gewrichten en zenuwen moet worden gesneden, realiseert zich de ernst van dergelijk ingrijpen. Het is dan ook niet aan te bevelen dat de beginnende liefhebber dergelijke acties onderneemt. Zelfs de gevorderde liefhebber zou zich nog eens achter z’n oren moeten krabben alvorens hieraan te beginnen. Het behandelen van een abces moet door een deskundige bij voorkeur een gespecialiseerde reptielendierenarts worden gedaan. Het valt dan altijd te overwegen te vragen bij de behandeling aanwezig te mogen zijn en de “kunst” af te mogen kijken. Dat is nuttig want abcessen zijn vaak hardnekkige aandoeningen die zomaar terug kunnen komen.
Abcessen zijn wonderlijke aandoeningen en zij hoeven niet noodzakelijk het gevolg te zijn van een verwonding. Bij een gezonde groene leguaan zullen de bacteriën die zich in een wond bij dat dier nestelen worden uitgeschakeld door een goed functionerend immuunsysteem van de leguaan.
Wanneer de leguaan echter onderhevig is aan stress of conditieverlies geleden heeft zal het immuunsysteem minder effectief reageren en krijgen bacteriën de kans om zich explosief te vermenigvuldigen
Abcessen zijn plaatselijke infectiehaarden en zij ontstaan vaak in samenhang met aantasting van het immuunsysteem.
Abcessen die op weefselrijke plaatsen ontstaan kunnen chirurgisch worden verwijderd met behulp van een scalpel. Deze scalpel moet uiteraard gesteriliseerd worden met bijvoorbeeld kokend water of alcohol. Na het opensnijden van de gezwollen plaats treft men meestal een pusachtige substantie aan die moet worden verwijderd of meestal in een later stadium een “verkaasde” oranjegele harde substantie die veelal als een harde bal kan worden verwijderd. Na het verwijderen van de vervuilingen moet de wond met Betadine worden ontsmet en het is aan te bevelen een antibioticumzalf in de wond te smeren. Met een pleister of met een gaasje kan de wond worden gesloten en beschermd.
Vaak zal de aandoening na enkele dagen terugkomen en is herhaling van de behandeling noodzakelijk.
Naast de antibioticumzalf die plaatselijk wordt aangebracht is het nodig het dier een antibioticumkuur (Baytril) toe te dienen.
Bij hardnekkig terugkeren van een abces kan het nodig zijn het ontstekingsmateriaal te onderzoeken en te determineren om te besluiten welk antibioticum het meest succesvol zou kunnen worden toegepast.
Abcessen in de buurt van botten (ellebogen, staart en oogkassen) kunnen verderstrekkende gevolgen hebben. Zij kunnen immobiliteit van het dier tot gevolg hebben en soms is het nodig een teen, een stuk staart en zelfs een gehele poot te amputeren. Uiteraard is dat werk voor de dierenarts.
Let vooral op abcessen op de staart. Vanwege de geringe doorbloeding daar kunnen deze bij verwaarlozing gemakkelijk tot noodzakelijk verlies van de staart leiden.
Tenslotte nog een belangrijke opmerking. Probeer abcessen nooit zomaar uit te drukken. De kans is groot dat de pus vanwege de harde huid van de groene leguaan niet naar buiten, maar naar binnen wordt gedrukt en in het bloedvatenstelsel van de leguaan terechtkomt. In dat geval zal de bacterie zich via het bloed verspreiden en gemakkelijk uitzaaien, met als gevolg dat het dier dan reddeloos verloren is.

Mondrot (Stomatitis)
Hoewel mondrot hoofdzakelijk bij slangen voorkomt wordt deze ziekte een enkele keer ook bij groene leguanen geconstateerd.
Ook bij schilpadden wordt mondrot een enkele keer aangetroffen.
De symptomen van mondrot kunnen uiteenlopen maar zijn altijd gelokaliseerd in de bek van het dier. Mondrot uit zich aanvankelijk als kleine kaasgele tot geelgrijze vlekjes in het zachte weefsel in de bek van het besmette dier. Soms in combinatie met rode uitslag en toegenomen speekselafscheiding. Mondrot is een secundaire infectie en het is altijd nodig te bek te ontsmetten in combinatie met een antibioticumkuur.
Hoewel het belangrijk is om mondrot in een vroeg stadium te ontdekken valt dat lang niet altijd mee omdat er gemakkelijk overheen wordt gekeken.
Toch zijn er wel enkele aanwijzingen: meestal begint het dier met voedsel weigeren en het speeksel van het dier wordt wat slijmeriger; kleveriger.
In geval van heftige, acute mondrot zal de bek ontstoken en opgezwollen tonen en zal er op korte termijn afgestorven tandvlees te zien zijn.
Er vormen zich ontstekingshaarden met kaasgele, geelgrijze en witgrijze pus op allerlei plaatsen in het zachte mondweefsel van het dier. Wanneer dit niet snel wordt behandeld kan dit overgaan in beenmergontsteking aan de onder- en bovenkaak.
In een verder gevorderd stadium zal de kop van het dier gezwollen raken en zullen de tanden van de leguaan uitvallen.
Mondrot is niet het gevolg van een specifieke bacterie, maar vele bacteriën zoals: Aeromonas aerogenas, A. aerophila, A. hydrophila, Citrobacter freundi, Proteus spec., Pseudomonas aeruginosa, P. fluorescens, Staphylococcus spec. en Streptococcen worden ermee in verband gebracht.
Ook andere bacteriën zoals Mycobacterium chelonie en de anaerobische Clostridium spec. werden op de aangetaste plekken en in afscheidingsmaterialen aangetroffen.
Voor de komst van de antibiotica werd mondrot op allerlei verschillende manieren bestreden. Azijn, waterstofperoxyde, zeep en douchemiddelen en jodium. Veel van deze middeltjes hadden wel enig effect doordat zij het omgevingsmateriaal voor de bacteriën minder aantrekkelijk maakten. Veel van de gebruikte middeltjes waren echter toch in enige mate giftig voor het te behandelen dier en werden snel vervangen toen het antibioticum in opkomst kwam.
In ernstige gevallen kan het nodig zijn om dood weefsel en sterk aangetaste plekken schoon te schrapen met een wattenstaafjes of iets dergelijks. Het schoongemaakte weefsel kan dan worden ontsmet met een oplossing van Betadine (1%) of waterstofperoxyde (0,5%), bijvoorbeeld met behulp van een klein nevelflesje.
Let erop dat dood weefsel zoveel mogelijk is verwijderd en zo min mogelijk aangetaste plekken blijven zitten.
Iedere keer nadat de bek wordt gereinigd moet opnieuw worden ontsmet. De eerste paar dagen kan het in ernstige gevallen nodig zijn meerdere keren per dag te reinigen.
Gelijktijd moet een antibioticumkuur worden gestart.

Rachitis
Rachitis is een in de terrariumwereld veel voorkomend euvel en wordt meestal aangemerkt als “kalkgebrek !”.
Kalkgebrek is in feite een nogal algemene term en vormt slechts één van de vele mogelijke oorzaken van rachitis.
In het algemeen wordt rachitis veroorzaakt door te weinig calcium, te veel fosfor, teveel of te weinig vitamine D3, te weinig UV, te weinig eiwitten of een combinatie van deze elementen.
Er zijn echter ook aanwijzingen dat nier- en leverafwijkingen, darmstoornissen en schildklierproblemen oorzaken kunnen zijn voor rachitis. Wanneer gebreken of tekortkomingen stofwisselingsproblemen veroorzaken dan kan dit resulteren in rachitis.
Bij nader onderzoek blijkt rachitis vaak het gevolg te zijn van een onjuiste voeding of huisvestingsproblemen, of ook weer een combinatie daarvan.
Bij in het wild levende dieren, in een natuurlijke omgeving is nog nooit rachitis geconstateerd. Pas wanneer leguanen in gevangenschap worden grootgebracht waar ze geen perfect uitgebalanceerd dieet krijgen en waar belangrijke omgevingsfactoren zoals fotoperiode en regelmatig direct zonlicht ontbreken, begint de verzwakking van het beenderstelsel.
Waar er heel wat bekend is over kalkhuishouding bij zoogdieren en in mindere mate bij vogels, is daar maar weinig over bekend bij andere gewervelden.
Er zijn heel veel factoren die een rol spelen bij de kalkhuishouding van reptielen: de hormoonhuishouding, de nieren, de lever, de schildklier en de beenderen zelf. Elk spelen zij hun rol in het stofwisselingsproces en bij het opbouwen en afbreken van de botten. Er is al heel wat gediscussieerd over het toedienen van calcium, fosfor en vitamine D3 maar wat de exacte rol is van deze elementen is nog steeds niet 100% duidelijk.
Calcium (Ca) een scheikundig element, is het meest overvloedig in het lichaam aanwezige mineraal. Het is interactief met fosfor (Ph) en vormt calciumfosfaat. Dat is een hard en dicht materiaal dat beenderen en tanden vormt. Een juiste kalkspiegel in het bloed zorgt o.a. voor een regelmatige hartslag.
Rachitis uit zich door gezwollen ledematen en spieren. De meest voorkomende effecten zijn verlammingen, trillingen en pijn bij het bewegen. Later volgen vermagering en uitdroging als gevolg van verzwakking waardoor voedselopname moeilijk of zelfs onmogelijk wordt.
Röntgenfoto’s tonen vaak verzwakte botten. De botten zien er dunner uit dan gezonde botten. De foto’s kunnen bijdragen aan het bepalen van de mate van rachitis en het vaststellen van een effectieve behandeling.

De behandeling van rachitis
De behandeling hangt hoofdzakelijk af van de oorzaak van het probleem. In de meeste gevallen zal het voedselpatroon moeten worden aangepast en zijn er aanpassingen aan het terrarium noodzakelijk. Wanneer de leguaan gewend is aan het eten van minder goed voedsel maar weigert op hoogwaardiger voedsel over te gaan dan is het aan te bevelen dit hoogwaardiger voedsel langzaam aan maar in steeds grotere hoeveelheden door het voedsel te mengen dat de leguaan wel graag lust. Het is altijd goed de leguanen direct zonlicht te verschaffen via open ramen of een buitenterrarium. Een juiste temperatuur is belangrijk voor een goede stofwisseling. Er kunnen verschillende soorten cacium worden toegevoegd: calciumglycerofosfaat, calciumlactaat en calciumglubionaat in combinatie met vitamine D3 en Calcitonin kunnen bijdragen aan herstel van het calcium-evenwicht. Een goede dosering van Calcium is 0,5 gram per kg lichaamsgewicht.
Calcitonin wordt toegepast om de afbraak van calcium uit het beendergestel tegen te gaan en moet pas worden gegeven enkele dagen nadat de calciumbehandeling is gestart.

Wondbehandeling (E.H.B.O.)
In geval van verwondingen als gevolg van krabben, bijten, schuren of vallen, is het aan te raden de verwonding te ontsmetten met een oplossing van 0.5% Betadine in gesteriliseerd of gekookt water.
Indien er antibioticumzalf op de wond wordt gesmeerd kan deze worden afgeschermd met een pleister.
Het aanbrengen van verband bij groene leguanen gaat op dezelfde wijze als bij zoogdieren en vogels. Net zo goed als bij vacht en veren moet er bij leguanen op worden toegezien dat bij het verwijderen van de pleister er geen schubben worden beschadigd.
Wanneer er wondgaas wordt toegepast dan kan dit eerst met papieren tape worden vastgezet. Hier overheen kan pleister (leucolplast) worden aangebracht om losgaan te verhinderen. De papieren tape is bestemd voor gevoelige huid en voorkomt beschadiging bij de leguanen.
Zodra de leguaan is behandeld is het van belang dat hij rust krijgt om zo snel mogelijk te kunnen herstellen. Meestal is het zinvol de temperatuur in het terrarium tijdens de herstelperiode van het dier een beetje te verhogen.

Tenslotte
Het kan uiterst praktisch zijn om in geval van nood, zelf in te kunnen grijpen. Niet iedere dierenarts heeft de gewenste ervaring met het behandelen van exotische dieren zoals reptielen en amfibieën. Daarnaast kan het soms te koud zijn, of kunnen er andere overwegingen zijn om niet met de dieren te gaan “lopen”.

Dosering
Omdat er bij het berekenen van een juiste dosering soms fatale fouten worden gemaakt, is het noodzakelijk over de juiste, hieronder opgesomde gegevens te beschikken:
1) Het lichaamsgewicht, in grammen, van het te behandelen dier.
2) De concentratie van het te gebruiken medicament. Dit gegeven staat altijd op de verpakking of in de bijsluiter. Van belang zijn de hoeveelheid werkzaam bestanddeel per volume- of gewichtseenheid. Indien nodig, wordt voor vloeistoffen de waarde omgerekend in miligrammen per mililiter (mg/ml) en voor poeders en tabletten in miligrammen per gram (mg/g).
3) De toe te passen dosering in miligrammen per kilogram lichaamsgewicht (mg/kg) van het dier. Ook deze informatie staat op de verpakking of in de bijsluiter.
Rekenvoorbeeld: Een groene leguaan moet worden ontwormd door een injectie met Ripercol. Het dier weegt 4750 gram. De concentratie van het Ripercolpreparaat bedraagt 100 mg/ml en de voorgeschreven dosering bedraagt 20 mg/kg. Volgens bovenstaande formule wordt de dosering als volgt berekend.
In dit geval moet de groene leguaan worden ingespoten met 0,95 ml Ripercol.

Aanwijzingen voor de toediening
Als er kleine hoeveelheden moeten worden ingespoten, valt het af te raden het medicijn te verdunnen, aangezien dit steriel moet gebeuren. Dit is moeilijk te realiseren. In dat geval is het aan te bevelen een kleine injectiespuit (spuit van 1 ml met 100 maatstreepjes) te gebruiken, waarmee uiterst kleine hoeveelheden kunnen worden ingespoten. Moet er toch worden verdund, dan kan de dierenarts dit doen. Voor het via de bek (oraal) toedienen van medicijnen, mag wel worden verdund, indien het om oplosbare stoffen gaat. Dit kan gewoon met water gebeuren, tenzij er in de tabel van gangbare medicijnen staat vermeld: “niet verdunnen”. De verdunning moet altijd helder zijn, om er zeker van te zijn dat het werkzame bestanddeel bij het verdunnen niet is neergeslagen.
Niet oplosbare poeders kunnen met behulp van een vijzeltje tot een fijn poeder worden gestampt. Om het effectief te kunnen verdelen, kan het in de naad van een vel dubbelgevouwen schoon papier werden verspreid in een lange lijn. Breedte en hoogte van deze lijn moeten uiteraard even groot zijn, om zo zuiver mogelijk te kunnen verdelen en hier de benodigde hoeveelheid van af te kunnen halen. Tip: Maak het poeder dat benodigd is voor de gehele kuur in één keer aan en noteer hoeveel u heeft verbruikt.

T a b e l  v a n  g a n g b a r e  m e d i c i j n e n

Acinitrazol (Behoort niet tot de in Nederland gangbare medicijnen – Amrep Breda)
Werkzaam bestanddeel: Acetamidonitrothiazol
Verpakking: poeder, 100%
Werkzaam tegen: amoeben, flagellaten, coccidi’n
Toediening: oraal
Dosering: 10 mg/kg, gedurende 4 dagen

Biosol M-liquid
Werkzaam bestanddeel: Neomycine + methscopolamine-bromide
Verpakking: oplossing, 200 mg/ml
Werkzaam tegen: maag- darmontstekingen
Toediening: oraal
Dosering: 1 druppel/kg, maximaal 5 dagen

Lauraboline
bestanddeel: Nandrolon
Verpakking: ampul, 25 mg/ml
Werkzaam tegen: stress en zwakte na ziekte (het werkt eetlust opwekkend)
Toediening: intramusculair
Dosering: 1 mg/kg, éénmalig

Droncit
Bestanddeel: Praziquantel
Verpakking: tablet
Werkzaam tegen: trematoden, cestoden
Toediening: oraal
Dosering: 5 mg/kg, na 14 dagen éénmaal herhalen

EsB3
Werkzaam bestanddeel: Sulfaclozine
Verpakking: poeder, 100%, 30% en 7,5%
Werkzaam tegen: coccidiën
Toediening: oraal
Dosering: 50 mg/kg, gedurende 3 dagen
Opmerking: Sulfachloorpyrazine is nu in de handel als “SCP 7,5% Coccidiosekuur” per sachet a 10gr/50mg Sulfachloorpyrazine dosering 50mg/kg gedurende 5-8 dagen

Flagyl
Werkzaam bestanddeel: Metronidazol
Verpakking 1: tabletten van 250 mg
Werkzaam tegen: amoeben, flagellaten
Toediening: oraal
Dosering: 50 mg/kg, gedurende 10-14 dagen
Verpakking 2: Oplossing, 5 mg/ml
Toediening: intramusculair
Dosering: 50 mg/kg, gedurende 10 dagen

Ivomec Plus
Werkzaam bestanddeel: Ivomectine (niet verdunnen !!)
Verpakking: oplossing, 10 mg/ml
Werkzaam tegen: bloedzuigende wormen (strongyliden, longwormen) en ectoparasieten
Toediening: intramusculair
Dosering: 0,2 mg/kg, éénmalig
Opmerking: het effect is slechts tijdelijk daar los in het terrarium voorkomende parasieten, niet worden bereikt; te gebruiken in combinatie met bijvoorbeeld Neguvon.

Kanamycine (KCND firma Alfasan) bevat tevens colistine en neomycine
Werkzaam bestanddeel: Kanamycine
Verpakking: oplossing, 50 mg/ml
Werkzaam tegen: bacteriële infecties
Toediening 1: oraal
Dosering: 5 mg/kg, gedurende 5 dagen
Toediening 2: intramusculair
Dosering: 5 mg/kg, gedurende 5 dagen

Linco-Spectin 100
Werkzaam bestanddeel: Lincomycine en spectinomycine
Verpakking: oplossing, 100 mg/ml
Werkzaam tegen: bacteriële infecties
Toediening 1: oraal
Dosering: 1 ml/5 kg, gedurende 3 – 5 dagen
Toediening 2: intramusculair
Dosering: 1 ml/5 kg, gedurende 3 – 5 dagen

Nizoral
Werkzaam bestanddeel: Ketoconazole
Verpakking: tabletten van 200 mg
Werkzaam tegen: schimmelinfecties
Toediening: oraal
Dosering: 30 mg/kg, gedurende 21 dagen

Fungiret
Werkzaam bestanddeel: Nystatine + neomycine + gramicidine
Verpakking: zalf, 100.000 IE nystatine/gram
Werkzaam tegen: huidschimmels
Toediening 1: locaal
Toediening 2: op de huid penselen
Dosering: onverdund, tot minstens 14 dagen nadat de huidschimmel verdwenen is

Panacur
Werkzaam bestanddeel: Fenbendazol
Verpakking: suspensi, 10%
Werkzaam tegen: wormen, ook longwormen
Toediening: oraal
Dosering: 10 mg/kg, gedurende 5 dagen

Ripercol Voorheen een bekend middel tegen nematoden. Alleen bij longwormen (Nematoden) bij slangen
Dosering: 20 mg/kg.

Roni Tablet
Werkzaam bestanddeel: Ronidazol
Verpakking: tablet à 20 mg ronidazol
Werkzaam tegen: amoeben en flagellaten
Toediening: oraal
Dosering: 10 mg werkzaam bestanddeel, gedurende 10-12 dagen

Oxytocin
Werkzaam bestanddeel: Oxytocine
Verpakking: oplossing, 10IE/ml
Werkzaam tegen: legnood
Toediening: intramusculair
Dosering: 1-2 IE/kg

Duphalyte
Werkzaam bestanddeel: aminozuren + vitaminen, electrolyten en dextrose
Verpakking: injectievloeistof
Werkzaam tegen: dehydratie (uitdroging), verzwakking
Toediening: inspuiten in de buikholte
Dosering: 10-20 ml/kg, gedurende 5 dagen

Vitamine D3 1ME/ML
Werkzaam bestanddeel: Vitamine D3
Verpakking: oplossing 1.000.000 IE/ml
Werkzaam tegen: avitaminose D
Toediening1: oraal
Dosering: 1.000 IE/kg, éénmalig
Toediening 2: intramusculair
Dosering: 1.000 IE/kg, éénmalig

Telmin K,H
Werkzaam bestanddeel: Mebendalzole
Verpakking: tabletten van 100 mg
Werkzaam tegen: nematoden, acanthocephala
Toediening: oraal
Dosering: 10 mg/kg, gedurende 3 dagen

Belangrijk !
Bovenstaande medicijnen hebben bij onjuiste toepassing naar beste weten geen direct nadelige gevolgen voor de te behandelen dieren. Niettegenstaande dat wordt erop gewezen dat er voor reptielen geen geregistreerde geneesmiddelen zijn. De dierenarts zal geen verantwoordelijkheid nemen. Het toepassen van medicijnen moet niet “op eigen houtje” gebeuren.
Raadpleeg altijd een dierenarts !!!! Laat het afwegen van en het inspuiten van medicijnen bij voorkeur altijd door een dierenarts gebeuren.
Natuurlijk is deze lijst van medicijnen nuttig. Een lijst van op reptielen gespecialiseerde dierenartsen zou echter nog nuttiger zijn. Helaas zijn deze echter nog te sporadisch vertegenwoordigd in Nederland. Momenteel kan echter altijd contact worden gezocht met de afdeling Gezelschapsdieren van de Faculteit Bijzondere Diergeneeskunde in Utrecht. De kennis van ziekten bij reptielen groeit gestaag.

Vervellen
Gezonde groene leguanen werpen regelmatig hun oude huid af, net zoals andere reptielen. Het bevordert een vlotte vervelling wanneer de dieren tijdens het vervellingsproces eens per dag een lauw bad (28-30 gr.C.) ter beschikking krijgen. Wat vaker met lauw water sproeien en het enkele graden verhogen van de algemene temperatuur draagt ook bij aan een vlottere vervelling.
Veel hagedissen vervellen net zoals slangen, in één keer, groene leguanen doen dat niet, die verliezen hun oude huid in losse “flarden”. Leguanen die in goede conditie verkeren zijn gewoonlijk in 3 à 4 dagen geheel verveld. De nieuwe huid is dan helderder en intensiever van kleur dan de oude.
Jonge groene leguanen hebben nog geen rugkam, deze ontwikkelt zich pas later. Deze rugkam is echter de plaats waar de vervelling nog wel eens wil blijven steken. Vooral in droge terraria, ontstaan er nog wel eens problemen. Het met lauw water weken en daarna voorzichtig lospeuteren van de dode huid, die als een hoesje om de stekel zit, is in zulke gevallen aan te bevelen. Het remt de groei van de rugkam, wanneer daar oude huid op vast blijft zitten. Overigens is de grootte c.q. hoogte van de rugkam niet enkel een gevolg van het al dan niet vlot vervellen. De afmetingen van de rugkam kunnen ook sterk afhankelijk zijn van de plaats van afkomst van de groene leguaan, waar we mee te maken hebben. Deze variëteiten kunnen al naar gelang het land, of zelfs de streek van herkomst, qua uiterlijk (ook kleur) sterk verschillen.

Stress
Groene leguanen zijn bijzonder gevoelig voor stress. Als gevolg van onjuiste behandeling door de exporteur, importeur, of tussenhandelaar, of wantoestanden in het terrarium, kan er bij één of meerdere dieren stress ontstaan.
Het verschijnsel stress is niet zo gemakkelijk te omschrijven. Het is een “psychisch” probleem, dat meestal fysieke consequenties heeft. Vaak zijn hele “partijen” groene leguanen aan stress onderhevig en meestal heeft dit direct of in een later stadium rampzalige gevolgen.
Stress uit zich meestal door algehele apathie, lusteloosheid en gebrek aan eetlust bij de dieren. Dit gebrek aan eetlust heeft tot gevolg dat de dieren verzwakken. Hierdoor kunnen inwendige parasieten zoals wormen en vooral ook flagellaten zich explosief ontwikkelen. Hierdoor wordt het verzwakken steeds erger. Waarschijnlijk raakt ook de kalk- en vitaminenhuishouding bij de dieren verstoord. In een ver gevorderd stadium vermageren en verkleuren de dieren. Ze zien er steeds grauwer uit. Het probleem met stress is dat de negatieve factoren elkaar versterken; het aftakelingsproces gaat steeds sneller en de dieren gaan vaak onverwacht snel dood.
Kortgeleden geïmporteerde dieren kunnen stress hebben als gevolg van de wijze van vangen, de opslag, verzending en de huisvesting bij de handelaar. Daar bovenop komt dan weer de laatste verhuizing naar het terrarium van de liefhebber. De dieren zijn dan vaak al ernstig verzwakt en levenloos. In zulke gevallen is het noodzakelijk snel te handelen en de leguanen met voedzaam voedsel te dwangvoederen. Dit kan door een mengsel van wat melk met gemalen vlees (kattenvoer) en kalk (bijvoorbeeld Carmix/Gistocal) te geven. Dwangvoeder niet ineens te grote hoeveelheden, maar geef liever wat vaker kleine hoeveelheden. Voor het dwangvoederen kan een grote injectiespuit, een kleine deegspuit, of iets dergelijks worden gebruikt.
In een terrarium kan bij groene leguanen stress ontstaan door een verkeerde samen stelling van de groep, waarbij de volgende mogelijkheden aan de orde kunnen zijn:
– Een onjuiste verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen,
– onevenredige grootteverschillen, waarbij de kleinere dieren aan stress kunnen gaan lijden,
– één of meerdere dominante mannen in een groep, in een tè kleine ruimte,
– een onjuiste combinatie met andere dieren, die veelal als bedreigend worden ervaren (slangen!) of onrust veroorzaken in het terrarium.
– het in de buurt van het terrarium aanwezig zijn van een bedreigende situatie. Leguanen zijn heel sterk visueel en kunnen last hebben van zaken die zij kunnen zien en als bedreigend ervaren
Daarnaast kunnen ook de volgende factoren een oorzaak zijn:
– Een onrustige omgeving,
– het regelmatig verhuizen van, of rondslepen met de dieren.
Er is nog niet zo vreselijk veel bekend over het “fenomeen” stress. Het wordt eigenlijk pas sinds kort onderkend als een veel voorkomende doodsoorzaak bij reptielen in het algemeen. Mestonderzoek en snel ingrijpen zijn aan te bevelen. De behandeling heeft helaas nog lang niet altijd het gewenste resultaat.

kopknikkende man

Middels kopknikken en het tonen van zijn indrukwekkende keelwam doet deze dominante man zich gelden. Vaak zoeken ze hiervoor een plek waar ze opvallen, maar het kan ook spontaan in geval van een confrontatie (foto: Lenie Muller).

De aanschaf van jonge dieren
Groene leguanen kunnen per stel, of in kleine groepen worden gehouden. Een goede combinatie is 1 man met 2 of meerdere vrouwen. In supergrote terraria kunnen ook mannen worden gecombineerd. In de natuur zitten ze soms met 4 tot 12 of zelfs meer exemplaren verzameld in een boom.
Bij de aanschaf van een nieuwe groep jonge groene leguanen is het verstandig om ineens wat meer jonge dieren aan te schaffen dan dat u uiteindelijk wilt overhouden. Het geslachtsonderscheid is bij “babyleguaantjes” namelijk nog niet op uiterlijke kenmerken vast te stellen. Zelfs bij volwassen exemplaren is dit soms nog heel erg moeilijk

Geslachtsonderscheid
Mannetjes worden in het algemeen groter en forser dan vrouwtjes. Volgens de meeste literatuur zijn de mannen in de paartijd vaak ook feller van kleur. Deze mannen die gewoonlijk toch al wat meer kleur hebben met vaak oranje en/of rood aan de voor- en achterpoten, vertonen deze kleuren veel sterker en intensiever in de paartijd.
Over het algemeen ontwikkelen de mannen een hogere rugkam dan de vrouwen en een grotere keelwam. Dit zijn echter zéér onbetrouwbare geslachtskenmerken.
Naarmate de mannen ouder worden, wordt, zéker bij een dominante man, de kop breder en ontstaat er een opvallende verdikking ter plaatse van de grote ronde schub, schuin onder het kaakgewricht.
Een meer betrouwbare indicatie is de bredere staartbasis, waarin zich de mannelijke copulatie-organen bevinden. De dikte hiervan verschilt duidelijk van die bij vrouwtjes. Niettemin is dit ook weer sterker het geval, wanneer het om een dominante man gaat.
De meest betrouwbare uiterlijke indicatie vormen de 12 tot 13 duidelijk zichtbare, uitstekende femoraalschubben, aan de binnenkant van de dijen, bij de man.
Kenners van groene leguanen kunnen vaak in één oogopslag aan het algehele beeld van de groene leguaan, de vorm van de kop en de uitdrukking van het dier zien of het om een mannetje of een vrouwtje gaat.
Zekerheid kan pas worden verkregen na het “sonderen” van de dieren. Sonderen is een geslachtsbepalingsmethode waarbij met een sondeernaald, een naald met een gladde, ronde kop, in de geslachtsopening wordt gemeten hoe diep deze geslachtsopening is. Bij mannen kan men veel dieper met de naald naar binnen dan bij een vrouwtje, vanwege de penissen die hierin opgeslagen liggen en die de lengte van de opening bepalen. Sonderen is een risicodragende methode, die ernstige schade kan veroorzaken wanneer dit niet met zorg wordt gedaan. Laat het dan ook bij voorkeur door een dierenarts, of door iemand met ervaring, uitvoeren.
Door regelmatig observeren van de groep groene leguanen, kan het geslacht van individuen op den duur ook worden vastgesteld op grond van het gedrag van de dieren. Regelmatig wekenlang observeren is dan een voorwaarde. Deze tijd heeft u, wanneer u bij een handelaar dieren staat uit te kiezen, natuurlijk niet.
Ook wanneer u te zijner tijd een kweekgroep groene leguanen wilt overhouden om mee verder te gaan is het aan te bevelen jonge dieren aan te schaffen. U kunt beter twee of drie dieren meer aanschaffen dan dat u uiteindelijk wenst over te houden. De kans dat op den duur de juiste geslachten overhoudt, bijvoorbeeld één man en twee of drie vrouwen is dan groter.
De overtollige dieren kunt u altijd door ruil of verkoop weer een geschikte behuizing bezorgen. Er is nog altijd grote belangstelling voor groene leguanen, hoewel er wel sprake is van een “mannen-overschot”.
De groep leguanen is niet zo kwetsbaar, wanneer u enkele “reserve-exemplaren” aanschaft. Het risico dat er één door wat voor oorzaak dan ook, doodgaat is altijd aanwezig.
Het later completeren van een groep brengt risico’s met zich mee. Het nieuwe dier kan bijvoorbeeld niet worden geaccepteerd; het gehele “evenwicht” binnen een groep kan dan daardoor worden verstoord. De diverse ervaringen hiermee zijn heel verschillend. Soms wordt een nieuw dier probleemloos in een groep opgenomen.
Het ligt voor de hand dat een nieuwe vrouw in de groep eerder wordt geaccepteerd dan een nieuwe man. De nieuwe man vormt altijd een bedreiging voor de reeds aanwezige man. Deze laatste zal nu zijn dominantie opnieuw moeten bewijzen.
Neem nu het volgende voorbeeld. Een houder van een groep groene leguanen verzorgde reeds enkele jaren een groep waarvan de man een lelijk (afgebroken staart) en weinig actief exemplaar was. Het dier was wel uiterst tam. Van paaractiviteit viel in de loop der tijd niets te bespeuren. Op een bepaald moment kon door deze terrariumhouder een tweede leguanenman worden aangeschaft. Een schitterend dier met een hoge rugkam, gave staart, prachtige kleuren en behoorlijk uitgegroeid (circa 1.20m). Het dier werd in de groep geplaatst en alles ging de eerste dag goed. Kort daarna echter werd de nieuweling wat overmoedig en leek, heftig kopknikkend, de dominantie in de groep te willen overnemen. De lelijke en slome oudere man nam dit echter niet en ging in de aanval. Bij het gevecht werd de nieuwe man zodanig beschadigd, dat hij kort daarna aan zijn verwondingen overleed. Daarna was het weer rustig in de groep.

Biotoopfoto Bonaire Fred Sleebe

Groene leguaan in z’n biotoop op Bonaire (foto: Fred Sleebe).

Waarop moet men letten bij de aankoop
Bij de aankoop van groene leguanen moet men erop letten:
– Dat de dieren volledig gaaf zijn; dat wil zeggen, ze moeten een gave staart hebben, alle tenen moeten onbeschadigd aanwezig zijn en ze mogen geen vergroeiingen hebben (zoals bijvoorbeeld een kromme rug).
– Dat de dieren een volle, niet ingeteerde, staart hebben (dit kan duiden op ondervoeding en slechte conditie).
– Dat er geen uitwendige parasieten op de leguaan te vinden zijn. Wat dit betreft is het goed om de gehele groep aangeboden dieren te bekijken. Vooral een dier dat wat zwakker is dan de rest zal in de regel eerder gevoelig zijn voor parasieten, maar aanwezigheid van parasieten op elk ander dier, kan het risico van besmetting op de rest van de dieren aantonen.
– Dat de dieren attent vluchtgedrag vertonen. Ongecontroleerde paniek is echter ook geen goed teken en kan wijzen op stress.
– Dat de dieren helder uit hun ogen kijken. De dieren moeten attent zijn en oplettend. Het oog moet helder zijn en er mag geen blauwachtig waas overheen te zien zijn. Meestal gaat dit laatste samen met een hoge mate van apathie.
– Dat de dieren eten. Het zou prettig zijn om bij de handelaar dieren te kunnen selecteren die daar al eten. De kans is groot dat dat de sterkere dieren zijn die thuis ook minder problemen zullen veroorzaken.

Groeisnelheid
Een gegeven waarop veel beginnende vooral jonge en aankomende terrariumhouders zich nogal eens verkijken is het feit dat gezonde jonge groene leguanen bijzonder snel kunnen groeien. Een lengtetoename van 4-5 cm. per maand in het eerste jaar is heel normaal. Daardoor zijn ze een klein terrarium gauw “ontgroeid”. Het kunstmatig remmen van de groei door het verlagen van de temperatuur en het houden in een kleine ruimte heeft wel effect, maar is af te raden en te veroordelen omdat het “onnatuurlijk” is en tot deficiënties ziekten kan leiden.
Het standpunt dat de dieren “zich wel aanpassen aan de grootte van het terrarium” is naar mijn mening verwerpelijk; de dieren moeten zich in gevangenschap ongeremd en volledig kunnen ontwikkelen. Een één jaar oude jonge groene leguaan behoort, met inbegrip van de staart, zo’n 75 à 80 cm. te meten. Na drie jaar kan hij al 1.00 à 1.20 m. lang zijn.
Daarnaast kan de groei worden beïnvloed door het soort voedsel dat wordt gegeven. Veel eiwitrijk voedsel bevordert een snelle groei. Het geven van relatief veel banaan, heeft hetzelfde effect.

Leeftijden
Hoewel er over leeftijden die groene leguanen in gevangenschap kunnen bereiken niet heel erg veel bekend is, staat wel vast dat ze betrekkelijk oud kunnen worden. Leeftijden van 20 tot 25 jaar moeten in gevangenschap mogelijk zijn. Hoewel helaas nog steeds veel groene leguanen in gevangenschap door allerlei oorzaken vroegtijdig aan hun einde komen zal de gemiddelde leeftijd die de goed verzorgde en beschermde dieren in gevangenschap kunnen bereiken aanmerkelijk hoger liggen dan die van dieren in de natuur.

De huisvesting
Pasgeboren groene leguanen zijn, met inclusief de staart, zo’n 23 tot 25 cm. lang. Ze kunnen in de loop van 6 tot 10 jaren uitgroeien tot forse, zware hagedissen van maximaal 2 meter lang. Ze wegen dan rond de 2,5 kg.

Het ligt voor de hand om jonge dieren nog niet direct in hun uiteindelijke verblijf te plaatsen. Vooruitlopend hierop kunnen ze beter eerst in een kleiner terrarium worden ondergebracht. Voor groene leguanen in hun eerste levensjaar kan een terrarium van bijvoorbeeld 80 cm breed, 1.20 m. hoog en 60 cm. diep worden gebruikt. Een klein terrarium heeft het voordeel dat de dieren het aangeboden voedsel gemakkelijk kunnen vinden en dat ze goed kunnen worden geobserveerd. In een klein terrarium wennen de dieren sneller aan hun verzorger dan in een grote bak.
In het terrarium moeten stevige, bij voorkeur ruwe, takken worden aangebracht. Via deze takken moeten ze tot dicht onder de lampen of andere warmtebronnen kunnen komen. Het verdient aanbeveling om meerdere lampen op strategische plaatsen boven te takken te hangen, zodanig dat de dieren elk hun eigen “zonneplaats” kunnen uitzoeken. Prettig is het, wanneer er zonlicht in het terrarium kan toetreden. In de zomer zou het zelfs ideaal zijn wanneer de dieren ongefilterd, direct zonlicht, kunnen ontvang en. Bijvoorbeeld in een buitenterrarium of door gebruikmaking van uitneembare voorzetramen, in de plaats waarvan een gazen hor of iets dergelijks zou kunnen worden geplaatst. Men moet echter altijd in de gaten houden dat de temperatuur niet onverantwoord hoog kan oplopen, zoals dat zou kunnen in een slecht geventileerde volglazen bak.

Temperaturen
Groene leguanen hebben voorkeurstemperatuur van circa 40 graden Celsius. Dat is de temperatuur welke zij graag onder de warmtebronnen aantreffen en tot welk niveau zij zich graag laten opwarmen. Daarnaast hebben zij een activiteitstemperatuur van 30 tot 35 graden Celsius. Dit is de temperatuur waarbij zij, meestal nadat zij zich tot hun voorkeurstemperatuur hebben opgewarmd, actief zijn. Zij gaan op zoek naar voedsel, slenteren rond en reageren op hun groepsgenoten. Waarschijnlijk vanwege het enorme verspreidingsgebied van de groene leguaan kunnen hun toleranties ten aanzien van temperaturen aanmerkelijk uiteenlopen.
De temperatuur in het terrarium moet overdag gemiddeld 28 tot 30 graden Celsius zijn. Onder de warmtelampen moeten de groene leguanen temperaturen van 35 tot 45 graden Celsius kunnen vinden. Een terrarium dat “egaal” verwarmd, permanent op 35 graden Celsius wordt gehouden is eigenlijk niet goed. De dieren hebben voor een natuurlijk gedrag in het terrarium de hiervoor genoemde temperatuurverschillen nodig. Pas dan worden ze werkelijk actief. Hoe meer leguanen, hoe meer warmtebronnen er in het terrarium moeten worden aangebracht. Afhankelijk van waar de groene leguanen vandaan komen en hoe lang ze reeds zijn aangepast aan de omstandigheden in het terrarium, zijn ze gevoeliger voor temperatuurpieken.
Pas uit het regenwoud geïmporteerde dieren zullen bij lage temperaturen sneller ziek worden dan dieren die reeds langer in gevangenschap verblijven. In de regel is het aan te bevelen de temperatuur ’s nachts niet onder de 18 graden Celsius te laten dalen. Niettemin hebben groene leguanen in gevangenschap incidenteel veel lagere temperaturen zonder nadelige gevolgen overleefd.

Een waterbak
Het is aan te bevelen een waterbak in het terrarium te zetten, waarin de leguanen kunnen baden. De watertemperatuur moet dan zo’n 20 tot 25 graden Celsius zijn. Er zijn echter terrariumhouders die hun groene leguanen eenvoudig schoon koud water geven en zeggen dat hun dieren daar absoluut geen last van hebben. Het lijkt mij beter dat niet te doen. Een waterbak zal wel regelmatig moeten worden verschoond omdat de dieren hem meestal meer als toilet dan als badgelegenheid beschouwen. Zonder te water te gaan deponeren zij hun uitwerpselen vanuit de takken welgemikt in de waterbak.
Verreweg het meest praktisch zijn waterbakken, c.q. vijvers die een vaste kraanaansluiting hebben en een afvoer rechtstreeks op de riolering. De vereiste frequentie voor het verschonen van het water wordt meestal snel zodanig hoog, dat wanneer dit technisch niet soepel is geregeld, de terrariumhouder gauw geneigd is dit te laten “versloffen”.

Luchtvochtigheid
Ook wat betreft de vereiste luchtvochtigheid voor de groene leguanen is het van belang om te weten waar de dieren afkomstig van zijn. Groene leguanen die uit het regenwoud afkomstig zijn een hogere luchtvochtigheid gewend als de leguanen die afkomstig zijn van de Antillen of die uit Mexico. Ook individueel kunnen de wensen nogal verschillen. Zo zal het ene exemplaar bijvoorbeeld wél graag baden en het andere níet. Ook hier is het weer nuttig om de vergelijking te kunnen maken met het klimaat in het natuurlijke biotoop en dit zoveel mogelijk na te bootsen door in de natuurlijke regentijd meer te sproeien of om de regeninstallatie in werking te stellen. Met behulp van een hygrometer kan de luchtvochtigheid worden gecontroleerd. De aanwezigheid in het terrarium van een flink waterbassin of zelfs stromend water draagt bij aan een hogere luchtvochtigheid. Niettemin zijn groene leguanen ook voor wat betreft de luchtvochtigheid behoorlijk tolerant. Het is echter af te raden om groene leguanen in een paludariumachtig milieu te houden waar de relatieve luchtvochtigheidsgraad permanent zéér hoog is.

Planten
Het al dan niet beplanten van een terrarium voor groene leguanen is een kwestie van keuze. Groene leguanen, hoe groter ze worden, krijgen steeds meer de neiging de levende beplanting te vernielen. Dit doen ze door van de planten te eten, door ze met hun mest te besmeuren en door er met hun scherpe nagels scheuren in te trekken. Eenmaal volwassen, vernielen ze veel planten met hun gewicht door er eenvoudig op te gaan liggen. Alleen wanneer de groene leguanen jong zijn hebben planten met harde bladeren enige kans van overleven.
In een terrarium met groene leguanen heeft het toepassen van plastic beplanting zeker zin. Het biedt de nodige beschutting en bescherming, die zéker door nieuwkomers op prijs wordt gesteld.
Plastic planten zijn gemakkelijk te reinigen en bevorderen daardoor de hygiëne in het terrarium. Ze behoeven niet in een bodem van aarde te worden gezet. Deze aarde is meestal ook een goede voedingsbodem voor de ontwikkeling van bacteriën.
Daarnaast hebben plastic planten zeker een esthetisch aantrekkelijk effect. Ze hebben eigenlijk maar één groot nadeel; ze zijn duur! Helaas krijgen groene leguanen, op den duur, ook de meest stevige plastic planten wel kapot. Niettemin vormen ze een uiterst aantrekkelijk alternatief voor levende planten.

De bodem
In de terrariumliefhebberij kennen we twee soorten bodems in het terrarium: natuurlijke en kunstmatige bodems. Natuurlijke bodems kunnen worden gerealiseerd door toepassing van aarde, zand, turf, grind of houtsnippers Kortom: door uit de natuur afkomstige materialen. Vrijwel álle natuurlijke materialen hebben het nadeel dat ze snel vervuilen en dan een haard van bacteriën, schimmels en ongedierte vormen. Tussenoplossingen vormen kattenbakgrind, gebakken klei korrels en zaagsel. Deze materialen hebben dezelfde bezwaren. Kattenbakgrind heeft daarnaast het nadeel dat het snel uitdroogt en dan erg stoffig is. Dit stof komt vrijwel zeker in de longen van de leguanen terecht. Grind wordt vaak door de dieren met het voedsel mee naar binnen gekregen, het kan in maag en darmen ophopen en daar ernstige verstoppingsproblemen veroorzaken. Met behulp van slaolie, of door het geven van een lauw bad moet dan worden ingegrepen.
Kunstmatige bodems kunnen zijn gemaakt van cement, kunststoffen, linoleum en dergelijke. Ze zijn bijvoorkeur glad en hebben uit hygiënisch oogpunt het grote voordeel dat ze gemakkelijk te reinigen zijn. Nadeel is dat ze er meestal onnatuurlijk uitzien en dat de leguanen er gemakkelijk op uitglijden.

Uitwerpselen
In tegenstelling tot de uitwerpselen van vleeseters (bijvoorbeeld varanen), stinken de uitwerpselen van groene leguanen niet of nauwelijks. Alleen wanneer we ze veel eiwitrijk voedsel geven in de vorm van kattenvoer, muizen of zelfs eendagskuikens, gaan de uitwerpselen stinken. Bij een normale verzorging veroorzaken zelfs volwassen grote groene leguanen in huis geen stankoverlast. Wel scheiden zij met de uitwerpselen vaak veel vocht af. Een gemakkelijk afwasbare of goed vochtabsorberende bodem is dus noodzakelijk. Bij voorkeur doen zij hun behoefte, zoals eerder gezegd, in het water. Dit heeft het voordeel dat de rest van het terrarium dan niet snel vervuilt.

Toegankelijkheid van het terrarium
Een terrarium dat via de voorzijde toegankelijk is voor de verzorger, verdient de voorkeur boven een terrarium dat vanaf de bovenzijde moet worden benaderd. Het van bovenaf benaderen van de groene leguanen leidt eerder tot schrikreacties dan een frontale benadering. Waarschijnlijk is dit het gevolg van een aangeboren angst voor aanvallen van bovenaf door roofvogels. Technisch kunnen hiervoor allerlei oplossingen worden bedacht in de vorm van (schuif)deurtjes, schuiframen, en andere mogelijkheden. De dieren wennen in de regel ook sneller aan hun verzorger wanneer zij hem van voren zien komen en zien wat er gaat gebeuren.

“Niezen”
Evenals de Galapagos zeeleguanen (Amblyrhynchus cristatus), waar groene leguanen nauw verwant aan worden beschouwd en de Galapagos landleguanen (Conolophus subcristatus), kunnen groene leguanen overtollige zouten, welke niet via de nieren kunnen worden verwerkt, “uitniezen”. Bij dit niezen vliegen de spetters letterlijk in het rond. In kleine terraria zijn de ruiten soms binnen enkele dagen wit van de zoutkristalletjes. Dit niezen heeft niets te maken met ziek zijn van de leguanen, maar hooguit met het de samenstelling van het voedselpakket. Het zijn hoofdzakelijk kaliumzouten, welke de nieren niet aankunnen. De wit genieste ruiten kunnen eenvoudig met water en een spons of zeem worden gereinigd. Bij groene leguanen die veel niezen, vormt zich veelal een verdikking rond de neusgaten, waaraan een “niezer” kan worden herkend. Vooral wanneer het terrarium in de woonkamer staat opgesteld en als showbak fungeert moet men bij deze niezende groene leguanen de ruiten extra vaak schoonmaken.

Verlichting
De hoofdverlichting kan bestaan uit T.L.-verlichting. Hiervoor kan naar persoonlijke voorkeur een keuze worden gemaakt uit de vele leverbare kleuren. Een goede combinatie vormt nog steeds de kleurtypen 83 en 84 van Philips. Daarnaast kunnen voor verlichting én verwarming persglaslampen van 75 tot 150 Watt worden toegepast. Deze geven licht, en ook veel (stralings)warmte en vormen dus een prima toevoeging aan de T.L.-verlichting. Het is zinvol om persglaslampen te gebruiken met enige overcapaciteit (dus 100 Watt in plaats van 75 Watt) en deze vervolgens met behulp van een dimschakelaar te dimmen. Hierdoor geven de lampen relatief minder licht en toch nog veel warmte en de levensduur van deze betrekkelijk dure lampen wordt door de dimmer aanzienlijk (25 à 50%) verlengd.
Naast deze normale kunstverlichting kan ook ultraviolet licht (UV-B) worden toegediend met behulp van speciale lampen (hoogtezon).
De samenstelling van het licht
Om een indruk te geven hoe het licht is samengesteld het volgende. (G. Nietzke, 1984). Licht kan als volgt worden onderverdeeld:
1) Ultraviolet licht
2) Zichtbaar licht
3) Infrarood licht
In verband met de vitamine D3 vorming bij reptielen is het ultraviolette deel van het licht van belang. Dit licht heeft een golflengtebereik van 100 tot 380 nanometer (nm). Hier volgen enkele eigenschappen van licht bij een bepaald nanometerbereik.
100-200 nm = ozonvormend
201-280 nm = bacteriëndodend
281-315 nm = D3-vormend (anti rachitische werking)
316-380 nm = huidbruinend (bij de mens)

Ultraviolet (UV)
Glas laat geen UV-straling door. Het afschermen van een UV-bron met glas heft het effect ervan dus op. UV-straling is zeker niet ongevaarlijk. Het veroorzaakt bij overdosering bindvliesontsteking aan de ogen (conjunctivitis) en ook huidkanker. Bij het toepassen van UV kunnen verschillende werkwijzen worden gevolgd.
1) Er kan een UV-bron permanent in het verblijf worden aangebracht. Deze UV-bron kan dan op vaste tijden worden geschakeld met behulp van een tijdklok. Het voordeel is een bepaalde regelmaat, waar de leguanen aan wennen en daardoor niet meer zo gauw de neiging hebben om in de stralingsbron te kijken.
2) Gerichte, tijdelijke UV-kuren, bijvoorbeeld in geval van ziekte of tijdens de zwangerschap, met behulp van sterk UV-bronnen. In dit geval moeten de ogen van de dieren worden afgeschermd of afgedekt.
3) De dieren kunnen in de zomer op zonnige dagen in een buitenterrarium worden geplaatst, waardoor zij ongefilterd zonlicht kunnen ontvangen. Deze wijze van toediening van UV verdient veruit de voorkeur, maar men weet welke beperkingen het Nederlandse klimaat in dit opzicht oplegt. Nadeel is ook dat de dieren door regelmatig “verhuizen” van slag kunnen raken.
Als “zachte” UV-bronnen kunnen TL-buizen van het Vita-light (een in Amerika verboden merknaam) of True-light (identiek aan Vita-light) worden toegepast. Van deze lampen wordt een gedraaide versie “power twist” op de markt gebracht. Deze versie heeft een groter uitstralingsoppervlak en daardoor een hoger rendement. Beide versies zijn echter betrekkelijk duur (circa f 80,= / buis). Ze hebben een levensduur van 2-4 jaar, binnen welke periode de lichtopbrengst tot circa 80% terugloopt. De levensduur is afhankelijk van het aantal brand uren per dag, maar ook van de omstandigheden waaronder de lampen in het terrarium moeten functioneren (dat geldt voor álle soorten lampen). Vooral de luchtvochtigheid in het terrarium speelt hierbij een grote rol.
Vergelijkbaar met de bovenbedoelde True-lights zijn de Philips 09 lampen, welke worden toegepast in zonnebanken. Deze zijn echter veel goedkoper (circa f 20,00 / buis). Ze zijn leverbaar in 40 en in 80 Watt. Het nadeel van deze “zachte” bronnen is echter dat de dieren er vrij lang en zeer dicht onder moeten liggen om er enig effect van te kunnen hebben. Voor groene leguanen hebben deze TL-UV bronnen dan ook nog geen aantoonbaar positief effect opgeleverd. Kleine hagedissen, in kleine, lage terraria, zullen er veel meer effect van ondervinden.
Daarnaast reageren hagedissen op ultraviolet licht door meer pigment aan te maken en verminderen daardoor juist het effect van een permanent aanwezige lamp. Gerichte, korte, kuren waarbij de bestralingsduur wordt opgevoerd verdienen vooralsnog de voorkeur. Er moet echter nog veel geëxperimenteerd en bestudeerd worden voordat dit onderwerp in de terrariumwereld als “gesneden koek” mag worden beschouwd.
Infrarood lampen geven relatief weinig licht en juist veel warmte. Ze hebben zeker qua verwarming een hoger rendement dan de gewone spots en gloeilampen.

Natuurlijke daglengte
Hoe essentieel het is om de natuurlijke daglengte in het terrarium na te bootsen om groene leguanen tot voortplanting te krijgen is nog niet aangetoond. Het is heel wel mogelijk dat de lichtintensiteit, de daglengte en gemiddelde dag- en nachttemperatuur van invloed zijn op de voortplantingsdrift van groene leguanen. Het is daarom van wezenlijk belang om zoveel mogelijk gegevens te verzamelen over de natuurlijke biotopen van onze groene leguanen.
Er staan ons allerlei eenvoudige technische hulpmiddelen ten dienste om regulerend op te treden. Met behulp van tijdschakelaars kan de juiste daglengte worden nagebootst. Met behulp van meerdere tijdschakelaars kan de lichtintensiteit en de warmte naar het midden van de dag worden opgebouwd en weer afgebouwd. Hoe meer technische hulpmiddelen, hoe beter kan worden geperfectioneerd.

Een buitenterrarium
Hoewel het Nederlandse klimaat maar zelden toestaat groene leguanen voor een lange periode in het buitenterrarium te laten, valt het altijd te overwegen toch zo’n buiten-terrarium te creëren. Het stelt de dieren in de gelegenheid om ongefilterd zonlicht te ontvangen. Mogelijk kan dit aan de kweek in gevangenschap positief bijdragen. Het werkelijk effect van direct zonlicht valt moeilijk aan te tonen, maar gegeven het “zonminnend” karakter van de dieren, zal het zeker geen kwaad kunnen ze daar van te laten profiteren. Natuurlijk moet er in het buiten-terrarium altijd plek zijn waar de dieren beschut en uit de wind kunnen zitten. Tocht is dodelijk! Het plaatsen in een buitenterrarium zou beperkt kunnen blijven tot die uren tijdens welke de zon op z’n hoogst staat en dus de meeste “kracht” heeft, bijvoorbeeld van 10.00uur tot 15.00uur.
Een bezwaar van het heen en weer slepen van de dieren tussen het eigenlijke en het buitenterrarium is dat de dieren hierdoor meestal wel even van slag kunnen raken en daarom vaak een tijdje voedsel weigeren. De meeste leguanen eten in het buitenterrarium weinig of helemaal niet. Dat doen ze pas weer in hun vertrouwde omgeving. In het buitenterrarium kunnen groene leguanen als reactie ook weer behoorlijk schuw worden. Het is zaak om de dieren goed te blijven observeren.

Meer over het gedrag in het terrarium
Groene leguanen zijn, evenals sommige andere reptielen, intelligenter dan velen zouden vermoeden. Ze wennen over het algemeen snel aan hun verzorger en zeker aan routinematige handelingen. Dat geldt zelfs al voor nog zeer jonge dieren. Wanneer ze eenmaal gewend zijn om op een bepaald tijdstip van de dag te worden gevoederd, dan zitten ze al braaf rond die tijd op hun verzorgen (en het eten) bij de voerplaats te wachten. Ze worden al snel zo tam en brutaal dat ze vaak al in of op de voerbak zitten, nog voordat deze goed en wel is neergezet. Ze kunnen eraan wennen om voedsel uit de hand aan te nemen en komen ook zonder terughoudendheid op de arm of schouder van hun verzorger zitten.
Onlangs werd er een in een weekblad gepubliceerd waarop de verzorger van groene leguanen ergens in Californië, twee volwassen exemplaren op de fiets mee naar buiten had genomen. De dieren bleven tijdens het fietsen rustig zitten; één op de man z’n hoofd en de ander in het fietsbakje. Op zich een spectaculair plaatje.

Verknocht aan vertrouwde omgeving
Groene leguanen houden niet van ingrijpende veranderingen. Hoe ouder de dieren, hoe minder flexibel. Het is dan ook beter om de dieren tijdens de vakantie in hun eigen vertrouwde terrarium te laten en ze er niet uit te halen om ze elders te laten verzorgen. Ze moeten dan tweemaal wennen; éénmaal aan het weghalen en éénmaal aan het weer terugplaatsen. Een summiere verzorging thuis valt dan te prefereren boven een goed bedoelde verzorging elders. Vooral volwassen groene leguanen kunnen als gevolg van dit soort acties vaak wekenlang voedsel weigeren. Hun neiging om zich voort te planten wordt hierdoor soms wel een jaar vertraagd.

Onderling gedrag
Jonge groene leguanen zijn in het eerste levensjaar meestal nog niet erg agressief ten opzichte van elkaar. In de loop der tijd ontstaat er echter een duidelijk sociale rangorde in de groep. De eerste tekenen hiervan zijn het zogenaamde “kopknikken” en het “zich breed maken” naar elkaar. In een later stadium wordt het dreigen gevolgd door daadwerkelijke gevechten, waarbij de dieren elkaar lelijk kunnen beschadigen. Wanneer de rangorde eenmaal vaststaat of opnieuw is vastgesteld keert de rust meestal wel weer snel terug in de groep.
In de praktijk is het meestal zo dat twee concurrerende mannen niet in één terrarium kunnen worden samengehouden. Soms gaat dat even goed, maar het is vragen om problemen. De sterkste man zal minder sterke mannen blijven bedreigen en onderdrukken. De minder sterke mannen raken daardoor onderhevig aan stress en worden extra gevoelig voor ziekten. In het algemeen worden ze naar de mindere plaatsen in het terrarium verwezen en in de regel kwijnen ze weg. In zo’n geval is het veel beter de dieren van elkaar te scheiden, zodanig dat ze elkaar zelfs niet meer kunnen zien, of zelfs van de hand te doen. In een situatie waarbij toch meerdere mannen in een groep bij elkaar zijn gebracht zien we soms een merkwaardige, maar wonderlijke ontwikkeling. De minder sterke mannen (inferieure mannen), ontwikkelen geen specifiek mannelijke kenmerken, zoals de hoge rugkam, de grote keelwam en de dikke driehoekige kop en gaan daardoor de concurrentie met de dominante man niet aan. Zij ontrekken zich aan de aandacht en veroorzaken geen problemen. Het verwijderen van de dominante man uit de groep heeft dan het opmerkelijke effect, dat een man die tot dan niet als zodanig kon worden herkend, alsnog zijn mannelijke kenmerken ontwikkelt. In zo’n geval kan een exemplaar dat tot voor kort voor een vrouw werd aangezien toch een man blijken. Een dergelijke “verkapte” man in de groep kan tot misrekening in de samenstelling van de groep leiden, waardoor verwachte voortplantingsresultaten lang op zich kunnen laten wachten.

groene leguaan op Aruba

Een groene leguaan gefotografeerd op Aruba (Foto: Frieda Jansen – 2007).

Vluchtgedrag en verdediging
Groene leguanen zijn van karakter niet bijzonder agressief. In de natuur liggen zij graag urenlang op horizontale, over het water hangende, takken in de zon. Hun beste verdediging vormen dan hun schutkleur en schuwe gedrag. Groene leguanen kunnen uitstekend klimmen en zwemmen. Bij naderend gevaar laten zij zich als dat nodig is, van vaak grote hoogte, soms wel meer dan 10 meter, uit een boom naar beneden vallen. Bij voorkeur duiken ze in het water, maar vaak vallen ze op de harde bodem. Op de grond kunnen ze een behoorlijke snelheid ontwikkelen. Het zijn sprinters en zij houden een race niet lang vol. In het water duiken zij meestal direct onder en zwemmen onder water naar de oevers, waar ze onder de oeverrand voorzichtig weer opduiken. Zowel onder als aan het wateroppervlak kunnen zij een behoorlijke snelheid ontwikkelen. Bij het zwemmen strekken zij hun voor- en achterpoten strak langs het lichaam naar achteren. Met krachtige slagen van de staart, net zoals een krokodil, bewegen zij zich voort. Bij hun duik onder het wateroppervlak lopen groene leguanen het risico ten prooi te vallen aan roofdieren zoals piranha’s en krokodillen.
Verscholen tussen het gebladerte hebben groene leguanen een geweldige schutkleur en vallen ze nauwelijks op. Meestal is de “standaard kleur en tekening” in een bepaald gebied een gevolg van aanpassing aan deze specifieke omgeving, eventueel ook nog beïnvloed door het voedselaanbod.
De meeste groene leguanen in gevangenschap worden snel tam en wennen aan hun verzorger. Hoe ouder de dieren, hoe langer het gewenningsproces meestal duurt. Er zijn echter exemplaren die hun argwanende en paniekerige houding nimmer laten varen. Deze blijven blazen en dreigen met opengesperde bek en kunnen krachtig bijten. In het Reptilion (Zoetermeer, 1998) werd een volwassen groene leguaanman ter opvang aangeboden die zijn verzorger een stuk van een vinger had afgebeten. Deze was daar zo van geschrokken dat noch hij, noch zijn vrouw het dier nog uit het terrarium durfde te halen.
Eenmaal in het nauw gedreven is de groene leguaan inderdaad een behoorlijk weerbare hagedis, die stevig kan bijten en met z’n lange, krachtige “zweepstaart” pijnlijke, welgerichte klappen kan uitdelen. Zelfs heel jonge groene leguanen die nog niet aan hun verzorger zijn gewend, richten zich bij benadering hoog op de voorpoten op, platten hun lichaam af naar hun “belager”, blazen en dreigen met een klap van hun staart.
Met hun staart kunnen groene leguanen vijanden zoals honden en katten ontzag inboezemen. Worden ze toch gegrepen dan kunnen zij zich met hun scherpe klauwen vaak toch weer aan hun belager ontworstelen. Het zijn juist de klauwen waar de verzorger voorzichtig mee moet zijn. Zonder boze opzet, maar puur om zich vast te houden of om zich los te wringen, kunnen ze hiermee ferme snijwonden veroorzaken. Een tegen zijn zin vastgehouden groene leguaan zal zich vaak draaiend als een aal proberen los te wurmen. Zijn nagels zijn dan scherp als scheermesjes.
Bij het benaderen van de dieren is het aan te bevelen dit niet al te onverhoeds te doen. Laat duidelijk blijken wat er gaat gebeuren. Laat het dier desnoods onder lichte drang, zelf op uw arm of schouder stappen.
Agressiviteit als gevolg van “voedselnijd” komt in gevangenschap vrijwel niet voor. De in de groep opgebouwde sociale rangorde heeft, volgens mijn waarnemingen, geen consequenties bij de voerbak. Alle dieren eten tegelijkertijd. Of dit bij heel matig voederen ook het geval is, is mij niet bekend.
Mijn eigen ervaring is dat juist bij de voerbak vaak nog niet besliste ruzies even worden “vergeten” om te kunnen eten.

Het houden in een gezelschapsterrarium
Hoewel de meeste reptielen niet direct geschikt zijn om in een gezelschapsterrarium te houden, vormen groene leguanen wat dat betreft naar mijn mening, een plezierige uitzondering.
Er zijn minstens drie factoren aan te wijzen die hier aan bijdragen:
1) Groene leguanen zijn van karakter rustige, voornamelijk plantenetende, hagedissen, die niet gewend zijn om op levende prooien te jagen.
2) Groene leguanen worden betrekkelijk groot en vragen in verhouding tot de meeste terrariumdieren een behoorlijk groot terrarium. Het zijn vrij “statische” dieren, dat wil zeggen weinig actief. Het in het terrarium bijplaatsen van andere dieren wordt daardoor al heel gauw overwogen.
3) Groene leguanen liggen graag urenlang op een plateau of op een brede tak onder een warmtebron. Ze mogen tot de boombewoners worden gerekend. Het in het terrarium bijplaatsen van grondbewonende dieren ligt daardoor voor de hand.
Bij deze drie factoren kunnen nog een paar opmerkingen worden gemaakt.
In de terrariumwereld is het zogenaamde “gezelschapsterrarium” een discutabel onderwerp. Veel toonaangevende terrarium-houders zijn de mening toegedaan dat het vrijwel onmogelijk is om in een kunstmatige ruimte zodanige omstandigheden heden te creëren dat aan de specifieke eisen, die twee of meerdere soorten dieren aan het terrarium stellen, kan worden voldaan. Vaak wordt er één soort, die in de ogen van de verzorger de belangrijkste is “bevoordeeld” boven de andere. Meestal storen verschillende soorten dieren samen in één terrarium elkaar toch in hoe lichte mate dan ook.
Niettemin is het volgens mij denkbaar dat in een groot terrarium zoals dat voor groene leguanen, meerdere diersoorten kunnen worden samengehouden, zonder dat dit onaanvaardbare problemen oplevert. Hierbij gaat om écht grote terraria zoals bijvoorbeeld dat voor mijn eigen groene leguanen. Dit terrarium was 3 m. lang, 2.4 m. diep en 2.8 m. hoog. In deze ruimte werden drie groene leguanen gehouden in combinatie met landschildpadden; de kolenbranderschildpad ook wel roodpootschildpad genoemd (Geochelone carbonaria), de woudschildpad of geelpootschildpad (geochelone denticulata), en de geelkopschildpad (Indotestudo elongata). Eigenlijk zijn dit schildpadden met per soort toch nog een tamelijk uiteenlopende biotoopafkomst. Maar de tolerantie van deze schilpadden is zo groot, dat zij het in het gezelschapsterrarium in combinatie met elkaar al jarenlang uitstekend “doen”.
Naast door schilpadden wordt het terrarium mede bewoond door de reuzendaggekko van Madagaskar (Phelsuma madagscariensis grandis). Deze klimmende hagedissoort met hechtschijfjes aan de vingers en tenen heeft zich tussen de groene leguanen en de landschildpadden meerdere malen spontaan voortgeplant. Datzelfde geldt voor de ameiva van Haïti (Ameiva chrysolema). Ook deze soort heeft in dat terrarium meerdere malen eieren gelegd. Alleen omdat de eieren meestal te laat werden gevonden en daardoor door de leguanen en/of de buffalowwormen werden opgegeten, is er van nakweek in dit terrarium niets terecht gekomen. De vraag lijkt gerechtvaardigd, of er in een ander terrarium wel iets van terecht zou zijn gekomen. In dit grote terrarium konden deze ameiva’s namelijk volledig ongehinderd hun gang gaan.
Andere terrariumhouders combineren hun groene leguanen met hagedissen van gelijke grootte zoals teju’s en varanen. Het gevaar hierbij bestaat dat de dieren elkaar wel ernstig verstoren door over elkaar heen te lopen en op elkaars zonneplekken te gaan liggen. Dit verstorende effect is bij een combinatie van grote en kleine dieren veel minder aanwezig;
De kleine dieren verstoren de groene leguanen niet en ze zijn zelf van nature al gewend om alles wat “groot en sterk” is uit de weg te gaan. Toch ontstaat er meest na verloop van tijd een soort gewenning aan elkaar, waarbij de kleine hagedissen vaak niet schromen om bovenop de leguanen te gaan liggen om dichter bij te lampen te kunnen komen, zonder dat de leguaan waar hij op ligt daar echt last van heeft.

Vogels
Een combinatie van groene leguanen en kleine vogels, behoort ook tot de mogelijkheden maar dan wel alleen in het grotere terraria. Zelf heb ik meerdere malen van Australische vinken nakweek in mijn terrarium gehad. Dit ging echter goed tot het moment waarop een van de grotere groene leguanen in de gaten kreeg dat net uitgevlogen jonge vogels gemakkelijk te vangen en eigenlijk best lekker zijn. Vanaf dat moment werd de kweek met de vinken aanmerkelijk minder productief. Door enkele eenvoudige aanvullende voorzieningen zou dit probleem wel kunnen worden opgelost. Ik denk bijvoorbeeld aan het plaatsen van gazen kooitjes om de nestkastjes. Ik heb het echter maar op z’n beloop gelaten omdat ik toch niet wist waar ik met al die jonge vogels heen zou moeten en het zijn tenslotte, hoe onaardig dat ook klinkt, voedzame voederdieren.
Bij de keuze van de vogels moet ervan worden uitgegaan dat deze de groene leguanen niet ernstig zullen storen. Kies dus geen al te grote vogels. Bij papegaaiachtigen bestaat het risico dat deze aan de kam en de staart van de leguanen zullen “knagen”. Laat de vogels ook qua aantal in het terrarium niet overheersen. Vogels, zelfs kleine zaadeters, zullen in het terrarium een sterk vervuilende factor vormen. Ook wat dat betreft is het zaak hun aantal in de hand te houden.

Concurrenten
Iets waarop men altijd attent moet zijn is dat hagedissen in het algemeen hagedissen van een andere soort, maar die sterk op hen gelijken, op grond daarvan als concurrenten kunnen beschouwen. Dit kan bij groene leguanen onder andere het geval zijn bij de groene helmbasilisk (Basiliscus plumifrons), de ridderanolis (Anolis equestris) en de Aziatische groene wateragame (Physignatus concincinus). Het is een gegeven waarmee ernstig rekening moet worden gehouden. Bij de één gaat een dergelijke combinatie soms wel goed, terwijl die bij de andere terrariumhouder vreselijke problemen oplevert. We moeten ons altijd blijven realiseren dat groene leguanen individueel sterk kunnen verschillen, ongeacht waar ze vandaan komen.
Combineer nooit trage, weerloze hagedissen, zoals bijvoorbeeld veel grondbewonende gekko’s, met groene leguanen. Het blijft een feit dat er groene leguanen zijn die graag op levende prooien jagen zoals insecten, hagedissen, muizen en vogels en deze opeten. Houd groene leguanen (en andere hagedissen) nóóit samen met slangen. Hoe ongevaarlijk de slang ook mag zijn, hagedissen zijn van nature bang voor slangen en kunnen geen onderscheid maken tussen gevaarlijke en ongevaarlijke soorten. In het terrarium zal dit in de regel tot ernstige stress bij de leguanen leiden.
Houd bij het in een bestaand terrarium bijplaatsen van andere soorten dieren rekening met het overbrengen van parasieten (in- en uitwendige) en ziekten. Hanteer altijd een quarantaineperiode van minimaal 4 tot 6 weken. Dat geldt ook voor het bijplaatsen van nieuwe groene leguanen. Zelfs wanneer u zeker denkt te weten dat de dieren
gezond zijn en u precies weet waar ze vandaan komen.

Groene leguaan (foto: Lenie Muller)

Groene leguaan, in ruste, maar altijd attent (foto: Lenie Muller).

Voortplanting en kweek
Inleiding
De wens van iedere houder van groene leguanen is om ooit met zijn/haar dieren te kweken. Dat betekent meestal de kroon op het werk van jarenlang serieus terrarium houden en het geeft een uitzonderlijke extra dimensie aan de liefhebberij.

Problemen met de kweek
Hoewel er in de terrariumwereld in het algemeen goede resultaten worden behaald met het houden en verzorgen en ook kweken van allerlei diergroepen zoals slangen, schildpadden, (dag)gekko’s en veel amfibieën, zijn er nog steeds soorten die duidelijk tot de probleemsoorten moeten worden gerekend. Vaak zijn de specifieke problemen met betrekking tot zo’n soort wel algemeen bekend. Het kan een voedsel-specialist zijn, het dier kan extreme temperatuureisen stellen en moeilijk te realiseren temperatuurfluctuaties nodig hebben. In dergelijke gevallen liggen de problemen vaak helder en duidelijk omschreven op tafel, maar is de oplossing van het probleem vooral een technische zorg.
Bij de groene leguaan liggen de problemen tamelijk gecompliceerd. Laten we eens een aantal gegevens op een rij zetten:
– Groene leguanen zijn voor een terrariumhouder met enige ervaring en kennis van zaken, in een terrarium met voldoende ruimte niet echt moeilijk te houden.
– Groene leguanen worden in gevangenschap relatief oud, 20 – 25 jaar is mogelijk. Zij groeien probleemloos uit tot formaten die ze in de natuur ook bereiken.
– In een terrarium zonder uitzonderlijke technische voorzieningen komen groene leguanen gemakkelijk tot voortplantingsgedrag en worden er regelmatig eieren gelegd.
– De eieren ontwikkelen zich in de meeste gevallen normaal en bij controle tijdens het broedproces blijkt het embryo meestal in leven en te groeien.
– In het laatste stadium van de ontwikkeling in het ei, meestal vlak voordat de eieren moeten uitkomen, sterft de jonge groene leguaan in het ei, meestal volledig volgroeid.
– Wanneer er niettemin toch jonge groene leguanen uit het ei komen is het uitkomstpercentage meestal erg laag; vaak gaat het om 1 tot 7 jongen uit bevruchte legsels van 20 tot 50 eieren.
– Eenmaal geboren jonge groene leguanen groeien probleemloos op.
– Het conditieherstel van het moederdier na de leg levert meestal maar minimale problemen op.
Een ander gegeven is dat leguanenkwekerijen in de landen van herkomst van de dieren, waar de dieren onder vrijwel natuurlijke omstandigheden worden gehouden, geen problemen hebben met de kweek en uitkomstpercentages halen tussen de 90% en de 100%.

Voortplanting in de natuur
In de paartijd van de groene leguaan, die meestal rond november en december valt, valt er een toename in activiteit en agressiviteit van de mannen te constateren. Bij sommige variëteiten wordt de kleur van de mannen intenser. Vooral de geel, oranje en rood gekleurde variëteiten kleuren extra op. De mannen imponeren door heftig te “kopknikken”. Concurrerende mannen worden in deze tijd extra nadrukkelijk uit het territorium geweerd.
De paring bij groene leguanen is net zoals bij andere hagedissen een tamelijk brute aangelegenheid, waarbij de man de vrouw in de nek bijt en haar tot paren dwingt. Hoewel de vrouwen in het algemeen de neiging hebben zich aan het paringsritueel te onttrekken, schijnt de beet van de man in het ruwe, met knobbeltjes gestructureerde nekvel, haar paarbereidheid te stimuleren. Wanneer de paring eenmaal in gang is gezet kan deze enige minuten duren. De paring vindt meestal plaats op de grond, maar soms ook in de bomen. Vaak veroorzaakt de paringsbeet van de mannen een lelijke verwonding. Deze heelt echter weer snel en na de volgende vervelling is er meestal niets meer van te zien.
De groene leguaan draagt haar eieren circa 2 maanden. Wanneer de legdrang zich aankondigt graaft zij een lange gang, aan het eind waarvan zij haar eieren deponeert. Deze gang kan 50 tot 75 cm. diep liggen en wel 1.50 m. lang zijn. Afhankelijk van de grootte, de leeftijd en de conditie van het betreffende dier legt het 20 tot 100 eieren.
Aan het einde van de draagtijd is het dier zodanig gevuld met eieren dat het letterlijk vrijwel geen voedsel meer kan bevatten. In deze tijd teert het dier in op de vetreserves; de staart “valt in” en het dier vermagert sterk. Zodra de eieren zijn gelegd, gaat het eten om de conditie weer op te bouwen. Na enkele weken is het dier terug op het normale gewicht.
Groene leguanen leggen hun eieren graag in zanderige rivieroevers. Waar ze in de buurt van dorpen en steden leven leggen ze hun eieren ook in kunstmatige zandhopen die daar vaak ten behoeve van bouwprojecten en dergelijke te vinden zijn.

Slothia
Verspreid over de Barro Colorado-eilanden in de Panama-kanaalzône, leeft een grote populatie groene leguanen. De drachtige vrouwen trekken daar eenmaal per jaar naar één bepaald eiland: Slothia, om daar in de droge tijd eieren te leggen. Zij verblijven daar drie à vier dagen en direct na het leggen verspreiden zij zich weer over de omliggende eilanden. Vreemd genoeg worden er gedurende de rest van het jaar geen groene leguanen op Slothia aangetroffen. Het naar hun geboortegrond terugkeren om daar eieren te leggen is bekend bij zeeschildpadden en veel kikkers en padden. Dat groene leguanen in het algemeen deze neiging zouden hebben is niet bekend. Waarschijnlijk vormt deze populatie een opmerkelijke uitzondering.

Het eten van mest
Er bestaat een theorie dat jonge groene leguanen van de uitwerpselen van oudere soortgenoten zouden moeten eten om hun darmflora van de juiste bacteriën te kunnen voorzien. Jonge groene leguanen die hiertoe niet in de gelegenheid worden gesteld, zouden in groei achterblijven ten opzichte van dieren die wèl mest van oudere leguanen hebben kunnen eten. Deze theorie zou worden bevestigd door waarnemingen in de natuur, waar blijkt dat pasgeboren groene leguanen altijd in de buurt van oudere dieren zijn te vinden. Jonge groene leguanen houden zich in lagere regionen op dan de oudere dieren, zodat zij van de mest die de oudere dieren laten vallen kunnen eten.
Wetenschappelijk bestaat er voor deze theorie geen bewijs. Zelfs het gegeven dat jonge (en ook oudere) leguanen mest eten, bewijst nog niet dat zij deze mest ook écht nodig hebben. Mest bevat altijd een behoorlijk percentage niet verteerde voedseldelen en vormt daardoor kennelijk nog een acceptabel voedsel. Sommige groene leguanen zijn zelfs verzot op mest. Veel landschildpadden hebben ook de neiging om mest te eten.
Tijdens zijn kweekexperimenten op Curaçao heeft Koen Albers experimenten gedaan met het voeren van faeces (mest) aan jonge groene leguanen. Gedurende een bepaald uur van de dag kregen zij leguanenmest aangeboden. Er werd genoteerd welke exemplaren er wél en níet van deze mest aten.
Conclusie: Het al dan niet verstrekken van deze faeces had géén invloed op de groei van de jonge leguanen.

De voortplanting in het terrarium
In de regel zijn groene leguanen niet moeilijk om te houden en groot te brengen. Bij een voorspoedige, gezonde groei zijn groene leguanen reeds op 2-jarige leeftijd in staat om zich voort te planten. Meestal legt het wijfje dan niet meer dan 6 à 10 eieren. De kans dat een eerste legsel daadwerkelijk tot nakomelingen leidt is uiterst gering en meestal is het legsel zelfs niet bevrucht. Het volgend jaar kan het aantal eieren al aanzienlijk groter zijn; 25 tot 35 eieren is normaal. Volwassen, volledig uitgegroeide wijfjes kunnen 75 tot 100 eieren per legsel produceren.
De paartijd in het terrarium is een periode waarin verhoogde mate van actief gedrag van het mannetje valt waar te nemen. Met heftig kopknikken geeft hij van zijn paringslust blijk en de wijfjes reageren daarop door uit zijn buurt te blijven. In kleine terraria is dat een probleem. Door hem af te houden met de poten, hem te bedreigen en zelfs te bijten, maken zij duidelijk zijn avances niet op prijs te stellen. Uiteindelijk zal het mannetje met veel “aandringen”, toch zijn “zin” weten door te zetten. Het lijkt paradoxaal, maar dit spel van aandringen en afhouden draagt waarschijnlijk bij aan de totale paringsdrift. Nadat het mannetje soms met meerdere wijfjes enkele malen heeft gepaard, keert de rust weer terug in het terrarium.
Wanneer er in een groep meerdere mannen aanwezig zijn dan is vooral de paartijd de periode waarin de inferieure mannen extra moeten uitkijken voor de dominante man. Juist in deze tijd ontstaan er gevechten en daardoor ernstige verwondingen. Toch is het niet per definitie altijd de dominante man die ook daadwerkelijk met de wijfjes paart. Deze heeft het vaak zo druk met “dominant zijn” dat andere mannen hun kans waarnemen en onopgemerkt kunnen paren.
Tijdens de dracht die gewoonlijk circa 8 weken lang duurt, zal er aan het wijfje gedurende de eerste 4 weken niets opmerkelijks te bespeuren zijn. Ze eet gewoon en gedraagt zich verder normaal. Na 5 tot 6 weken wordt ze echter dikker. Aan degene die goed observeert zal het daarna opvallen dat ze ondanks dat ze minder gaat eten er toch dik blijft uitzien. In de 7e en de 8e week is ze duidelijk drachtig. De eieren zijn als ronde knikkers in haar lichaam te zien en te voelen. In de laatste week zal ze “graafgedrag” gaan vertonen. Waar de dieren in de natuur vrijwel ineens aan het definitieve leghol gaan graven, vinden leguanen in gevangenschap vaak niet snel een plaats die ze geschikt vinden om hun eieren te begraven. Welke criteria de dieren daarvoor instinctmatig aanleggen is niet duidelijk. Waarschijnlijk zijn de temperatuur, de vochtigheid en de structuur van de bodem, alsmede de geborgenheid ter plaatse van belang. Hoe het ook zij, in het terrarium gaat het leggen van de eieren vaak vooraf door een lange periode van graven en krabben in de bodem en tegen de ruiten. Aangeboden kunstmatige legmogelijkheden zoals kisten met aarde en turf, al dan niet geheel gesloten of met een enkel gat als ingang, worden vaak geheel leeg gegraven, maar uiteindelijk niet benut. Mogelijk vanwege de temperatuur daarbinnen. Misschien is de kans dat de dieren dergelijke kunstmatige ruimten zullen gebruiken groter, wanneer we deze van een bodemverwarming zouden voorzien. Ook is het aan te bevelen de legplaatsen eerder van tevoren, bijvoorbeeld reeds in de 5e maand, in het terrarium te plaatsen zodat het wijfje er vertrouwd mee raakt.
Wanneer de eieren uiteindelijk ergens in het terrarium worden gelegd, is dit nu veelal op een plaats waar we ze niet verwacht zouden hebben.
Het is duidelijk dat de eieren zo snel mogelijk uit het terrarium moeten worden verwijderd. De oudere dieren zouden ze kapot lopen en mogelijke medebewoners kunnen ze opvreten of beschadigen. Natuurlijk moet er in dat stadium al een broedmachine klaar staan. Een eenvoudige broedmachine kan worden gemaakt met behulp van een klein aquarium, compleet met verwarming en thermostaat, met daarin een laag water van circa 10 cm en daarboven de eieren. De eieren kunnen worden geplaatst op een stuk “piepschuim”, dat op het water drijft of in een bakje, in het water geplaatst, met daarin substraat.
Dit substraat kan bestaan uit een mengsel van aarde/turf, zand/ turf, sphagnum/turf, of iets dergelijks. Als substraat wordt tegenwoordig ook wel vermiculite toegepast. Dit zijn kleine kunststof piepschuimmachtige bolletjes. De belangrijkste voorwaarden voor een geschikt incubatie-substraat zijn: Gifvrij, goed vocht vasthoudend en zo steriel mogelijk; het mag niet snel rotten en/of schimmelen.
Er zijn allerlei constructies voor broedmachines te bedenken, variërend van bestaande broedmachines voor de eieren van vogels tot de geavanceerde en dure couveuses van ziekenhuizen. Tegenwoordig zijn er op dit gebied al heel veel kant en klare, betrouwbare broedmachines op de markt. Een voorbeeld is de “kunstkloek” van Herbert Jäger.
De eieren moeten worden geïncubeerd bij een temperatuur van 29 tot 32 graden Celsius en bij een maximale (95-100%) relatieve luchtvochtigheid. De incubatietijd bij genoemde temperaturen bedraagt 75-100 dagen.
Deze incubatietijd kan sterk variëren als gevolg van een aantal factoren, te weten:
– Het tijdstip waarop de eieren werden gelegd. (Een wijfje kan haar eieren langer vasthouden wanneer ze geen geschikte legplaats kan vinden).
– De temperatuur en vochtigheid in de broedruimte.
– De kwaliteit van de eieren.
Kort voor het leggen van de eieren wordt het wijfje behoorlijk mager. Aanvankelijk is dit nog moeilijk te constateren maar het kan zeker worden vastgesteld wanneer de staartbasis van het dier begint in te teren. Na het leggen van haar eieren is het dier “niet om aan te zien”. Ze is vel over been en ook de huid van de buik is totaal ingevallen. Wanneer het dier voordat het drachtig werd in goede conditie was, dan zal het meestal niet langer dan twee weken duren voordat het weer geheel van de bevalling is hersteld. Wat extra eiwitrijk voedsel (kattenvoer) en wat meer banaan door het voedsel en het moederdier is zo weer op haar oude gewicht. Houdt de dieren gedurende deze herstelperiode wel wat extra in de gaten. Conditieverlies gaat vaak samen met een progressieve toename van flagellaten. Een extra mestonderzoek in die tijd kan geen kwaad. Voor genees- en bestrijdingsmiddelen verwijs ik naar de “Tabel van gangbare medicijnen” eerder in dit boek.

“Uitwisselen” van mannen
In een bestaande groep groene leguanen lijkt het soms wel of de dieren een beetje “op elkaar uitgekeken raken”. Een nieuwe vrouw in de groep wordt over het algemeen met extra aandacht bekeken. Het is interessant om uitgebreider te onderzoeken hoe een groepje vrouwen reageert op het bijplaatsen van een man. Het zou de voortplantingsdrift van de mannen kunnen stimuleren wanneer zij regelmatig in een andere groep konden worden geplaatst. Ook zou het de oplossing voor veel problemen betekenen wanneer groene leguanenhouders elk twéé groepen groene leguanen konden huisvesten. De mannetjes zouden dan binnen de twee groepen kunnen rouleren. In het kader van een werk- of doelgroep voor groene leguanen zou men kunnen experimenteren met het onderling uitwisselen van mannen. Helaas blijken houders van groene leguanen vaak dusdanig aan hun dieren verknocht dat zij over het uitbesteden van hun dieren niet eens willen nadenken. Enerzijds is dit wat mij betreft volledig begrijpelijk, anderzijds dient de uitwisseling een goed doel. Probleem bij dergelijke uitwisselingen is het risico van: Besmettingen, verwondingen als gevolg van ruzies, hongerstakingen, stress en dergelijke.
Uit onderzoek is gebleken dat de permanente aanwezigheid van de andere sekse in de groep invloed heeft op de hormoonhuishouding van de leguanen. Dit be?nvloedt op zich weer het gedrag en zo schakelen de fasen elkaar als het ware op. Uiteindelijk worden als gevolg hiervan bij de wijfjes eieren gevormd en bij de mannen het zaad aangemaakt.
De indruk lijkt gerechtvaardigd dat groene leguanen kieskeurig zijn voor wat betreft de keuze van hun partner. Het in een roulatie- systeem inbrengen van “fokmannen” maakt de trefkans tussen twee exemplaren die elkaar liggen groter.
Enkele belangrijke kweekresultaten

Ralf Putz
Een opmerkelijk kweekresultaat staat beschreven in Herpetofauna 20, oktober 1982 (blz. 21- 25), door Ralf Putz. Hij beschrijft hoe in 1975, na een draagtijd van circa 65 dagen, door een wijfje van anderhalf jaar oud, een legsel van 19 eieren wordt geproduceerd. Na een incubatietijd van 73-76 dagen, bij een temperatuur van circa 30 graden Celsius en een relatieve luchtvochtigheid van 95-100%, kwamen alle eieren uit. De eieren werden ge?ncubeerd op een plaat polystyreen, drijvend op water, in een broedstoof. Ook in 1976 en in 1977 werden eieren gelegd door hetzelfde wijfje, welke alle uitkwamen. Het grootbrengen van de jongen geeft volgens Ralf Putz geen problemen.
Enkele gegevens uit zijn verslag
De oude dieren verbleven gedurende de zomerperiode in een buitenterrarium groot 230 x 200 x 70 cm. De overige perioden van het jaar werden zij gehuisvest in een binnenterrarium groot 140 x 90 x 60 cm. De luchttemperatuur in het binnenterrarium bedroeg 28-34 graden Celsius en de bodemtemperatuur circa 32 graden Celsius. Onder een stralingswarmtelamp werd het 40 graden Celsius. In de winter werd tweemaal per week gedurende 15 minuten bestraald met een Osram UltraVitaluxstraler van 300 Watt.
Het voedsel bestond uit groenten en fruit, diverse bladeren van groene planten. Daarnaast werden meelwormen gegeven. Al het voedsel werd bepoederd met calciumfosfaat. Tijdens de dracht at het wijfje graag reepjes rundvlees en runderlever, eveneens bepoederd met calciumfosfaat.
Resultaat:
Datum: Incubatietijd: Aantal jongen:
06-03-1975 73-76 19
05-03-1976 73-76 34
01-03-1977 73-76 44
Opmerking bij dit verslag: Groene leguanen zijn van nature “zonaanbidders”. Het probleem met betrekking tot de kweek zou in de richting van gebrek aan UV (direct zonlicht) kunnen worden gezocht. Het verslag van Ralf Putz wijst in die richting.

De Doelgroep Groene Leguanen
Stichting voor houders van herbivore hagedissen
In 1986 werd op initiatief van schrijver via een oproep in Lacerta de Doelgroep Groene Leguanen opgericht. Aanvankelijk was dit een werkgroep van Lacerta (landelijke vereniging voor herpetologie en terrariumkunde) die zich uitsluitend met groene leguanen bezig hield.
Later groeide deze doelgroep uit tot een van de meest bezochte doelgroepen van de landelijke vereniging en in een nog later stadium werd het doelgebied uitgebreid met andere herbivore hagedissen zoals zwarte leguanen (Ctenosaura), doornstaartagamen (Uromastyx), woestijnleguanen (Dipsosaurus) chuckwalla’s (Sauromalus) en de ringstaart-leguanen (Cyclurus). Mogelijk wordt deze groep nog uitgebreid met andere herbivoren.
De doelgroep geeft een blad uit: Iguana varia. Zij organiseert bijeenkomsten waar sprekers worden uitgenodigd en ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Zij heeft een ‘vraag en aanbod’ service. Zij houdt een ledenlijst en literatuuroverzicht bij. Zij kan een lijst van op reptielengebied deskundige dierenartsen leveren.
De doelgroep heeft een fraaie internetpagina met alle relevante informatie die te benaderen is onder: http:/members.tripod.lycos.nl/Iguana/alg.html
Inmiddels heeft de doelgroep zich afgesplitst van de landelijke terrariumvereniging en heeft gekozen voor de zelfstandige stichtingsvorm.

Inrichting leguanen kamer
Een eigen kweekverslag

Bart L. Laurens
De groep
Zelf verzorg ik van 1979 tot en met 1999 een kleine groep groene leguanen. Begin 1979 werden door mij 8 babyleguaantjes aangeschaft hieruit werden circa 2 jaar later een man en twee vrouwen geselecteerd, welke tot september 1984 mijn vaste groep vormden. In september werd nog een nieuwe, volwassen vrouw aan de groep toegevoegd. Tussentijds heb ik nog eens getracht een nieuwe man aan de groep toe te voegen, maar deze werd niet geaccepteerd. In 1984 waren alle dieren zo’n 120 cm lang, inclusief staart. Op het oog waren alle dieren in goede conditie en nog steeds “in de groei”.
Slechts enkele weken later, op 6 oktober 1984, kreeg ik een vijfde groene leguaan aangeboden. Het dier was toen ik het kreeg destijds 14 (!) jaar geleden als babyleguaan aangeschaft en sindsdien als huisdier verzorgd. Het had altijd tamelijk krap gehuisvest gezeten in een terrarium groot
120 x 120 x 60 cm. (l x h x b). Daar stond tegenover dat het regelmatig vrij in de huiskamer mocht rondlopen en dat het in de zomer bij mooi weer vaak in de tuin was losgelaten. Ondanks deze incidentele vrijheden was het dier, hoewel fors, toch betrekkelijk klein; circa 1 meter, inclusief staart. Gegeven de leeftijd was het dier niet optimaal uitgegroeid.
Volgens de vorige eigenaar zou het een vrouw zijn. Prof. Dr P. Zwart (Bijzondere Diergeneeskunde te Utrecht) had dit enkele jaren geleden vastgesteld, toen het dier voor behandeling van verstoppingsverschijnselen bij hem was. Zelf twijfelde ik aanvankelijk een beetje aan deze bewering omdat het dier met een grote keelwam, een hoge rugkam en een betrekkelijk brede staartbasis, verdacht veel op een man leek. Pas toen het dier later drachtig werd, was ik volledig overtuigd.
Groene leguanen staan erom bekend dat ze een territorium vormen en meestal geen nieuwelingen in de groep dulden. De eerste dagen leek het bijplaatsen van het nieuwe dier in de groep echter geen problemen op te leveren. Na enkele dagen bleek de verwachte agressiviteit tot mijn verbazing van de nieuwkomer uit te gaan. Deze duldde de andere leguanen geen van alle in haar directe omgeving. Kopknikkend, met opengesperde bek en blazend bedreigde ze haar mede-bewoners, die hierdoor duidelijk geïntimideerd raakten. Aangezien ik toch van plan was dit oude terrarium van 3.00 x 2.20 x 0.80 m., op korte termijn te vervangen door een groter verblijf, besloot ik het dier tot na de verhuizing maar even apart in een ander terrarium te zetten.

Het voedsel
Mijn groene leguanen worden toen en ook nu nog 4 keer per week gevoederd. Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit stukken gesneden fruit zoals appel, peer, banaan, druiven, sinaasappel, mandarijn en een enkele keer een overrijpe mango. Bij iedere maaltijd krijgen ze minstens 2 of drie verschillende soorten fruit. Het fruit wordt wel gewassen, maar niet geschild, met uitzondering van de banaan.
Van appel en sinaasappel wordt dus ook de schil gegeten en zo te zien hebben de dieren daar geen bezwaar tegen. 2 Keer per week wordt een blikje kattenvoer aan het mengsel toegevoegd (Kitekat). Alle andere soorten en merken kattenvoer, van droge brokjes tot
blikvoer worden in de regel geaccepteerd. Al mijn groene leguanen zijn verzot op kattenvoer. Wanneer ik aan elke maaltijd kattenvoer zou toevoegen, zouden mijn groene leguanen daar enkel het kattenvoer uit weghalen en weinig plantaardige kost meer gebruiken. Het geliefde kattenvoer is dan ook het aangewezen voedsel om kalk en vitaminen doorheen te mengen. Vroeger gaf ik een mengsel van Irish-cal (Beaphar B.V. – Raalte) en Gistocal (Gist-Bracades – Delft), in een verhouding van 2:1. Tegenwoordig ben ik in navolging van Diergaarde Blijdorp overgegaan op een mengsel van Carmix en Sporavite, in een verhouding van 1:1. Daarnaast worden multi-vitaminen gegeven (Nekton-Rep). Door spoelen met lauw water wordt door mij altijd de vette jus uit het kattenvoer verwijderd. Alle bovengenoemde voedselsoorten worden ook graag door mijn diverse landschilpadden gegeten. Vooral de kolenbranders zijn verzot op het kattenvoer.

Het nieuwe verblijf
Het nieuwe verblijf met de afmetingen 2.60 x 2.20 x 3.20 m., was in februari 1985 gereed. Het werd overvloedig van grote klimtakken voorzien. Veel takken werden horizontaal in de ruimte aangebracht zodat de dieren er comfortabel op konden lopen en rusten. Tevens werd hierdoor de ruimte meer optimaal benut. Door de takken hier en daar evenwijdig vrij dicht langs elkaar te laten lopen werden plaatsen gecreëerd waar de dieren elkaar, zonder over elkaar heen te hoeven klauteren, ongehinderd konden passeren. Om erg gladde takken werd touw gewikkeld om de leguanen daar toch het nodige houvast te geven voor hun scherpe klauwen. Als bodembedekking werd, zoals door mij altijd, zaagsel gebruikt. Er werd alleen een waterbak geplaatst en geen groot bassin om in te baden. Regelmatig, zo’n twee keer per week, werd er flink gesproeid.
Het terrarium werd simpelweg gerealiseerd door in een kamer een groot deel van die kamer af te schotten met een glazen wand. In het terrarium werd voor de verwarming gebruik gemaakt van een reeds aanwezige cv-radiator. Verder werden er drie persglas-lampen van elk 150 Watt, vrij hangend, aangebracht. Twee hoog boven in het terrarium, vlak boven een paar “ligtakken” (zonneplaatsen) en één vlak boven de grond (de derde zonneplaats). Als verlichting werd een 40 Watt T.L.-armatuur met buis aangebracht. Deze T.L. brandt 12 uren per dag en de persglaslampen gedurende 6 uren op het midden van de dag. Alles wordt geschakeld met behulp van elektrische tijdschakelaars. Verder ontvangt het verblijf via een groot buitenraam in het terrarium veel daglicht. Vanwege de ligging komt er slechts vroeg in de ochtend even zonlicht in het verblijf.
De verhuizing zelf leverde geen problemen op. Alle dieren aten nog diezelfde dag en dat is altijd een goed teken. Gelijktijdig met de andere dieren werd ook de nieuweling weer in de groep gezet. Deze werd aanvankelijk nog wat argwanend bekeken, maar de nieuwe ruimte was kennelijk groot genoeg om zich niet meer bedreigd te hoeven voelen.

Paringen
De man werd, waarschijnlijk door de nieuwe behuizing, duidelijk gestimuleerd om zijn dominantie in de groep te herbevestigen. Dat deed hij door het bekende “kopknikken” en door imposant van zijn aanwezigheid blijk te geven. Meerdere keren zag ik dat hij met diverse vrouwtjes trachtte te paren. De vrouwen waren echter van zijn brute avances niet erg gecharmeerd, want door slaan met de staart en afhouden met de poten probeerden zij hem uit hun buurt te houden. Half juni werden desondanks enkele waarschijnlijk geslaagde paringen waargenomen.

De dracht
Begin augustus bleek de laatst in de groep geplaatste vrouw drachtig te zijn. Het dier at steeds minder en werd toch steeds dikker. Ook hier begon na 6 weken de staart duidelijk in te vallen. In de tweede week van augustus begon het graafgedrag. Op 18 augustus werden 2 eieren gelegd. Deze lagen zo maar ergens in het terrarium en zagen er weinig hoopgevend uit. Eén was direct al beschadigd en beide eieren bleken onbevrucht. Ze werden weggegooid. Het graafgedrag werd steeds intensiever, waarbij ze soms uren achtereen het zaagsel van de bodem aan het “omploegen” was. Om aan haar graafdrang een beetje tegemoet te komen heb ik toen een grote gesloten doos, gevuld met enigszins vochtige turf, in het verblijf gezet. In de zijkant van de doos had ik een rond gat van circa 10 cm doorsnede gemaakt dat als ingang kon dienen. Deze doos werd als mogelijkheid om te graven opmerkelijk snel geaccepteerd. Het dier zat er vrijwel direct in, maar eieren werden er niet gelegd. Na één dag al was de doos vrijwel leeg gegraven.
Op 22 augustus zag ik het dier bezig met persende bewegingen te maken, maar er kwamen nog steeds geen eieren. Toen het leggen naar mijn idee te lang op zich liet wachten werd in overleg met een reptielendeskundige van Diergaarde Blijdorp en de toenmalige dierenarts van deze dierentuin besloten om met oxytocine te spuiten. Oxytocine (zie Syntosinol in de tabel met gangbare medicijnen) is een weeënopwekkend middel, dat vaak in combinatie met calcium wordt toegepast. Gespoten werd 2ml. intramusculair in de rechterschouder. Deze inspuiting gebeurde om 14.30 uur en kort daarna om 14.45 uur werd het eerste ei gelegd. Kortom: Een zéér snelle reactie op het medicijn.

Het leggen
Het leggen van de eieren heeft tot 21.30 uur geduurd en resulteerde uiteindelijk in 40 stuks. Halverwege de bevalling bleek er een ei “klem te zitten”. Na 20 minuten persen, hetgeen het dier zichtbaar uitputte, was het ei nog niet vrij gekomen. Ik besloot het ei kapot te knippen en trok het vervolgens voorzichtig met een pincet naar buiten. Na deze ingreep kwam het leggen weer normaal op gang. Bij het openknippen van het bewuste ei, bleek dit bloedadertjes te bevatten, hetgeen erop wees dat het bevrucht was. De gelegde eieren werden steeds nadat er twee of 3 gelegd waren onder het dier vandaan gehaald. Tijdens het leggen draaide het wijfje namelijk steeds in een kringetje rond, waardoor de gelegde eieren door haar beschadigd zouden kunnen worden. Ze liet zich door deze bemoeienissen gelukkig niet uit haar doen brengen. Op een bepaald moment heb ik het dier tijdens de bevalling, op een moment waarop ze even lag uit te hijgen, een bakje met vruchtensap (RoosVicee) met extra druivensuiker voorgehouden, waar ze gretig van dronk.

De eieren
Van de 40 eieren heb ik er direct 12 kunnen weggooien omdat ze er onbevrucht of slecht uitzagen. Het voor het weggooien openen van de eieren bevestigde dit vermoeden. Om het risico te spreiden werden 20 eieren naar Blijdorp gebracht, waar ze in de broedruimte voor reptielen in een couveuse werden geplaatst. 8 Eieren heb ik thuis gehouden en in een zelfgemaakte broedmachine geplaatst. De luchttemperatuur werd afgesteld op 30 graden Celsius en de relatieve lucht-vochtigheid werd op 95 à 100% gehouden. Zelf heb ik de eieren op turf geplaatst. Omdat de temperatuur in mijn broedmachine door een eenvoudige aquariumthermostaat werd geregeld, schommelde de temperatuur regelmatig zo tussen de 28 en 30 graden Celsius. In de technisch veel nauwkeuriger gereguleerde couveuse in Blijdorp werd de temperatuur op exact 30 graden Celsius gehouden. In de couveuse lagen de eieren voor driekwart verzonken in het substraat. In mijn eigen broedmachine lagen ze op de ietwat vochtige turf.
Na 3 dagen al werden 3 eieren in mijn eigen broedstoof “slecht”. Ze vielen in en er kwam schimmel op. Bij het openen ervan bleken ze onbevrucht. In de couveuse in Blijdorp ging het aanvankelijk ook tamelijk slecht. Gedurende de eerste 10 dagen moesten reeds 17 eieren worden weggegooid. Ook deze werden eerst geopend en in 5 ervan bleek zich een circa 1 cm. groot embryo te hebben ontwikkeld. Waarom deze in dit stadium waren afgestorven valt achteraf moeilijk te beredeneren. In ieder geval bleek een deel van het legsel bevrucht!. In Blijdorp waren er nu van de 20 eieren nog maar 3 over. In mijn eigen broedstoof lagen er nog 5.

Het wijfje
Na het leggen hield het vrouwtje nog een week lang haar graafdrang vol. Op zondag 1 september werd nog een laatste, onbevrucht, ei gelegd. Het toen al betrekkelijk oude dier, at na de bevalling een lange periode erg slecht en beperkte zich hoofdzakelijk tot de altijd aanwezige andijvie. Deze andijvie werd rijkelijk bepoederd met een mengsel 2:1 van Irishcal:Gistocal.
Daarnaast werd een vitaminen-mengsel (Nektonrep) gegeven. Niettemin werd het dier broodmager. Het dronk echter erg veel. Daarom besloot ik om met een mengsel van vruchtensap en kalk en vitaminen te dwangvoederen. Wat later voegde ik daar eiwitten aan toe in de vorm van een soort melkpoeder (Profitar/Nutricia – Zoetermeer). Hierop reageerde het dier goed; het werd weer wat levendiger. Na drie maanden, heb ik een kuur met Panacur toegediend (Zie tabel met gangbare medicijnen). Hier heeft het inmiddels toch behoorlijk mager geworden wijfje ook goed op gereageerd. Na wat dwangvoederen en de extra kalk en vitaminen geraakte het snel in betere conditie. Niettemin was het dier duidelijk aan het ouder worden. Het klom niet meer zo hoog, lag veel op de verwarming en werd minder actief.
Ondanks de leeftijd (18 jaar) is het altijd een betrekkelijk agressief exemplaar gebleven dat het niet op prijs stelt om beetgepakt of anderszins gemanipuleerd te worden. Tegenover de rest van de leguanen uit de groep is het in de loop der tijd steeds meer redelijk tolerant geworden.
Volledig ontwikkeld maar dood

In volgorde: Levend jong in ei. Het jong lijkt dood. Het beweegt de kop. Het jong lijkt niet verder te ontwikkelen. Uiteindelijk sterft het jong.

De ontwikkeling van de eieren
Vanaf hier zal ik de gebeurtenissen in chronologische volgorde weergeven.
27 september
De 5 en 3 eieren zien er goed uit. Ze zijn wit en zijn goed “op spanning” Bij de 5 eieren thuis is een licht grootte verschil te constateren. 1 Ei is duidelijk kleiner dan de rest
30 september
Het kleine ei valt in en blijkt onbevrucht.
23 oktober
De 4 eieren “staan strak” en zien er goed uit.
3 november
Getracht de eieren te schouwen. Dit blijkt niet te gaan. Slechts een heldere massa, veel bloedvaten en een donkere massa op de “bodem” van het ei zijn waar te nemen. In Blijdorp doet men de volgende dag hetzelfde, met gelijk resultaat.
6 november
Ik word in de middagpauze Diergaarde Blijdorp gebeld. Eén van de eieren is een beetje opengesprongen. Er komt wat bloed uit. We besluiten het ei verder te openen en een jonge groene leguaan steekt z’n kopje uit het ei. Het diertje kijkt helder en attent in het rond. Anderhalf uur later komt het geheel vrij uit het ei. Het blijkt nog een behoorlijke hoeveelheid onverteerde dooierrest aan de navelstreng te hebben. Het babyleguaantje wordt in een bakje met vochtige tissues in de couveuse teruggeplaatst. In de komende twee dagen wordt de dooierrest alsnog opgenomen (geresorbeerd). Dan breekt de navelstreng en het leguaantje wordt in een klein, hygiënisch ingericht, terrarium geplaatst. Het zit daar graag onder de warmtelamp.
8 november
Het tweede ei in Blijdorp gaat op dezelfde wijze als het eerste een beetje open. De handelwijze als bij het eerste ei wordt herhaald. Een identiek tweede babyleguaantje komt uit het ei. Helaas verdroogt de navelstreng en breekt af. Het diertje heeft dus geen kans de dooierrest te resorberen. Het is aanmerkelijk magerder dan het eerste leguaantje.
Conclusie: beide babyleguaantjes zijn tenminste enkele dagen te vroeg geboren.
11 november
Het derde ei in Blijdorp valt een beetje in. Er wordt nog gewacht met het te openen. De volgende dag is het nog erger ingevallen. Nu wordt het geopend en het blijkt een vrijwel volgroeid, maar helaas gestorven leguaantje te bevatten. Het diertje is volledig “compleet”. Er is wel een nog betrekkelijk grote dooierrest van circa 2 cm. Het diertje is grauw van kleur en waarschijnlijk al enige dagen dood. Het is 25 cm. lang en weegt 15 gram. Het wordt op sterk water gezet.
15 november
De jonge dieren in Blijdorp zitten in afzonderlijke terraria. Deze terraria staan in de “babykamer” in de Rivièra-hal. Het zijn kleine bakjes van 30 x 20 x 20 cm. (lxbxh). De temperatuur in deze klimaatkamer is 30 à 32 graden Celsius. Onder de warmtelampen kan de temperatuur oplopen van 35 tot 38 graden Celsius. In elk van de bakjes zijn een klimtak, een plastic plant en een waterbakje aanwezig. De bodem is bedekt met een laagje turf. De dieren worden voortaan eenmaal per maand gewogen. De leguaantjes zijn opmerkelijk rustig, niet schrikachtig en komen al gauw uit zichzelf op de hand. Ze krijgen voor het eerst levende jonge krekels aangeboden. Deze worden niet geaccepteerd. De krekels worden de volgende dag verwijderd.
18 november
Beide jonge dieren hebben nog niet gegeten. Het tweede leguaantje wordt mager. Het krijgt een krekel voorgehouden. Deze wordt geaccepteerd. Het eerstgeboren leguaantje ziet er goed en gevuld uit. Het dwangvoederen lijkt niet noodzakelijk. De 4 eieren in de broedmachine thuis zien er nog goed uit. Nog steeds wit en goed op spanning.
20 november
Het tweede jong eet zelfstandig van het aangeboden mengsel plantaardige kost. Dit mengsel bestaat uit sla, andijvie, verschillende soorten fruit en “mik”. Dit alles zeer fijn gesneden. Mik is zogenaamd “apendeeg”. Het bestaat hoofdzakelijk uit granen, melkproducten, vitaminen en spore-elementen. Het gehele mengsel werd rijkelijk voorzien van Carnicon (Trouw B.V. – Putten, thans: CarMix) en Sporavit (Premervo – Utrecht). Er worden uitwerpselen gevonden, dat betekent dat de stofwisseling op gang is gekomen.
22 november
Een van de vier eieren thuis begint in te vallen. Ik besluit het te openen. Er zit een volledig ontwikkeld jong in. Het is blauwgrijs van kleur en kennelijk levenloos. Er is veel dooierrest. Om wat dia’s te maken haal ik het volledig uit het ei en verwijder het vlies. Bij het maken van de derde dia beweegt het leguaantje z’n kop. Direct daarop begint het diep te ademen. Het opent de ogen en wil vluchten. Het kan niet weg vanwege de navelstreng met dooierrest. Ik leg het diertje in navolging van Blijdorp op vochtig papier in een schoon terrarium. Vervolgens dek ik het af met een zeefje, zodat het niet weg kan. De temperatuur is 28 à 30 graden Celsius. Voor de luchtvochtigheid nevel ik regelmatig met gedestilleerd lauw water.
23 november
Het jong thuis leeft nog. Het wordt echter steeds zwakker, maar reageert op licht en bewegingen. Het tracht te vluchten. Het slaapt vrijwel de gehele dag. De dooierrest ziet er onbeschadigd uit. Nog steeds wordt er regelmatig geneveld met lauw water.
24 november
Het jong thuis leeft nog steeds. Er is geen verbetering te bespeuren.. Het heeft zich blijkbaar bewogen, want het vel aan de buikzijde zit enigszins verdraaid door het trekken aan de navelstreng. Door het diertje op te tillen en de navelstreng met de dooierrest “terug te wikkelen”, wordt de draaiing opgeheven. Gelijktijdig wordt het papier verschoond waarop het leguaantje ligt. Wanneer het dier schrikt, gaat het zwaarder ademhalen. Het slaapt vrijwel de gehele dag.
25 november
Weinig verandering in de situatie met het leguaantje thuis. De dooierrest lijkt wat in te drogen. Of er nog wat wordt opgenomen valt niet te constateren. De ademhaling is regelmatig. Met de twee jonge dieren in Blijdorp gaat het heel goed.
26 november
Het leguaantje thuis gaat dood. Blijkbaar heeft het niets van de dooierrest meer op kunnen nemen. Het ziet er uitgemergeld uit en de rug trekt krom. Het is 23 cm. lang en weegt slechts 7 gram.
27 november
Eén van de drie resterende eieren vertoont een lichte aantasting door schimmel. Bij nadere beschouwing blijkt het aan de onderzijde rood te kleuren. Dit voorspelt meestal niet veel goeds. Het ei wordt geopend en het blijkt een gestorven jong te bevatten. Aan de grauwe kleur te zien is het reeds enige dagen dood. De dooierrest is “verkleefd” met de eibodem. Nu worden ook de andere eieren geopend. Deze blijken ook gestorven jongen te bevatten. Alle dode jongen zijn 23 cm.
lang, wegen 14 à 15 gram en hebben een dooierrest die 6 à 7 gram weegt. Voor het openen wogen de eieren 25 à 26 gram. Het verschil van circa 5 gram wordt veroorzaakt door het gewicht van de eierschaal plus het vocht dat bij het openen verloren is gegaan.

Opmerkingen bij dit kweekverslag:
Alles bij elkaar levert de bovenbeschreven “kweek” maar een uiterst pover resultaat op; 2 jonge groene leguanen uit 40 eieren. Niettemin toch een klein resultaat, plus de nodige waardevolle ervaringen.
Het blijkt een bekend verschijnsel dat eieren van groene leguanen, hier uit nakweek verkregen, zich op het oog normaal ontwikkelen, maar aan het eind van de incubatietijd toch afsterven. Dit zou het gevolg kunnen zijn van:
– Een slechte conditie van het moederdier. Als gevolg hiervan zou de kwaliteit van de dooier niet voldoende hoogwaardig kunnen zijn, waardoor het embryo niet volwaardig of zelfs onvoldoende wordt gevoed.
– Door onvoldoende kalk uit de dooier, heeft het jonge dier geen volwaardige eitand kunnen ontwikkelen. Het kan het ei niet openen en stikt.
– Een onvoldoende hoge relatieve luchtvochtigheid in de broedstoof, in het laatste stadium van de incubatietijd. Het vlies kan hierdoor verdroogd en verhard zijn, waardoor het jonge dier het niet heeft kunnen doorbreken en stikt.
– Aantasting door schimmels of bacteriën.
– Afwijkingen qua temperatuur en luchtvochtigheidsgraad tijdens de incubatie. Mogelijk is het embryo in het laatste stadium van de incubatie gevoeliger voor schommelingen.
– Kwalitatief niet voldoende eieren als gevolg van UV-gebrek tijdens de zwangerschap.
– Kwalitatief inferieure eieren als resultaat van twee niet goed bij elkaar “passende” ouderdieren.
Er zijn vele mogelijkheden en combinaties van mogelijkheden die een rol kunnen spelen.

René Kok
Het eerste werkelijk goede kweekresultaat in Nederland met de groene leguaan werd inmiddels bereikt door René Kok uit Vuren.
UV-licht
René Kok is in het bezit van een koppel groene leguanen waarvan het wijfje reeds 16 jaren in zijn bezit is. Van dit wijfje verkreeg hij in 1985 twee jongen die echter binnen twee maanden stierven. Naar aanleiding van de ervaringen van Ralph Putz met het in het directe zonlicht plaatsen van de dieren en het toepassen UV besloot René Kok de oplossing van het probleem in die richting te zoeken.
In de zomer plaatste hij zijn groene leguanen in een buitenterrarium en na het observeren van de laatste paringen besloot hij met behulp van een hoogtezon (spectrum 275-400) met UV te gaan bestralen. Een juiste dosering toe te passen was niet eenvoudig omdat hierover weinig bekend is, maar hij hield de dosering aan die geschikt is voor de menselijke huid. Met behulp van een eytheem test bepaalde hij de bestralingsduur. Bij zo’n test gaat men als volgt te werk:
Men neemt de voorzijde van de onderarm. Deze wordt afgedekt met een laken waarin vijf gaatjes zijn aangebracht van ongeveer een cm2. Vervolgens zet men de hoogtezon op een afstand van 50cm en bestraalt vervolgens:
– gaatje 1: 1 minuut,
– gaatje 2: 2 minuten
en zo vervolgend tot
– gaatje 5: 5 minuten.
Na zes uur kan men het resultaat van de test aflezen. Mocht er dan nog niets te zien zijn dan kan men de afstand tot de hoogtezon verkleinen of de bestralingsduur verdubbelen.
Op een gegeven moment komt u tot de volgende waarnemingen:
– plaats van gaatje 1: niets te zien,
– plaats van gaatje 2: lichte roodheid
– plaats van gaatje 3: felle roodheid,
– plaats van gaatje 4: felle roodheid en zwelling van de huid
– plaats van gaatje 5: zwelling van de huid en blaarvorming.

René Kok koos voor de tijdsduur van bestraling die felle roodheid tot gevolg had.
Hij bestraalde het drachtige wijfje om de dag en voerde de bestralingstijd iedere keer met 1 minuut op, net zo lang tot hij een bestralingstijd van 15 minuten had bereikt. Dit opvoeren van de tijd deed hij omdat de huid, zowel die van de mens als van de groene leguaan, pigment gaat vormen onder invloed van UV en dat pigment belemmert de vrije doorgang van UV door de huid. Toen hij eenmaal aan de 15 minuten bestralingsduur was aangekomen stopte hij de kuur een week. In deze week diende hij het wijfje iedere dag een druppel Beatran vitamine D3 toe in voedsel dat rechtstreeks in de bek werd aangegeven. De tweede kuur startte hij met 2 minuten en voerde hij de bestralingsduur op met 2 minuten per keer. Aanvankelijk hield hij het gehele dier onder de hoogtezon, maar na een bestraling van 8 minuten bleek het dier oogbindvliesontsteking (conjunctivis) te hebben opgelopen. Dit werd daarna voorkomen door de ogen van het dier (met een plankje) af te schermen en zo de kop uit het stralingsveld te houden.
Na enig graafgedrag werden er op 18 december 1986 53 eieren in een kist met vochtig zand gelegd. Het vrouwtje bleef deze broedplaats nog enkele weken beschermen. Ze herstelde de broedplaats wanneer andere dieren daar gegraven hadden.

Tijdens de broed van deze eieren bleken een paar interessante gegevens te noteren:
– De eieren van groene leguanen zijn niet bijzonder gevoelig; sommige eieren werden door René Kok in de loop van de broedtijd we 80 keer in de hand genomen.
– Schimmelvorming op de eieren werd tot staan gebracht door de eieren dagelijks door Noritpoeder te halen.
– Een beschadigd ei werd dichtgeplakt met sporttape en kwam normaal uit.
– Een ei dat van een hoogte van 50cm. Op de grond was gevallen kwam normaal uit.
– Over de gehele broedperiode bleef de temperatuur tussen de 27 tot 30 graden Celsius.
– Per dag was de temperatuur niet constant maar schommelde gemiddeld 4 graden.
– Tijdens de broed varieerde de luchtvochtigheid van het zand/turfmengsel dat als incubatiemateriaal werd gebruikt tussen droog en nat.
– Tijdens droogte vielen de eieren wat in, maar zwollen na toedienen van vocht weer op.
Op 1 maart 1987 werden de eerste jongen geboren. Totaal kwamen er 40 jongen uit het ei. Het grootbrengen van de jonge dieren leverde geen noemenswaardige problemen op.

Groene leguaan man Bonaire

Groene leguaan – man – Bonaire (foto: Fred Sleebe).

Translate »