Algemeen
Pijlgifkikkers (Dendrobatidae) zijn de laatste jaren bijzonder populair geworden. Dat is op zich niet verwonderlijk. Het zijn dagactieve, fraai gekleurde, klein blijvende kikkertjes. Vele kunnen prachtige fluitende geluiden maken. Daarnaast hebben ze een intrigerend voortplantingsgedrag. Er zijn veel manieren waarop kikkers zich voortplanten, variërend van de bekende wijze waarop onze inheemse kikkers in snoeren of klonten in het water leggen tot: rug-broeders (Pipa), buidelbroeders (Gastrotheca), maagbroeders, bekbroeders en nog meer specialismen.
Pijlgifkikkers komen aan hun naam doordat Zuid-Amerikaanse indianen het gif van deze kikkers gebruiken om de pijlen voor hun blaaspijpen mee te bewerken voor de jacht. Phyllobates terribilis is nog steeds het meest giftige dier ter wereld.
Er zijn inmiddels zo’n 65 soorten pijlgifkikkers beschreven. Pijlgifkikkers zijn niet gevaarlijk voor de mens. Slechts wanneer het gif van deze kikkers rechtstreeks in het bloed terecht zou komen (wondjes) dan zou dit irritatie en zelfs ontstekingen en koorts kunnen veroorzaken. Was na het beetpakken van pijlgifkikkers voor alle zekerheid toch even de handen.
Het is verstandig om in een terrarium niet meer dan één soort per terrarium te houden. Dit vanwege het overzicht en omdat soorten elkaar kunnen aantasten met hun verschillende soorten huidgif.
Het natuurlijke biotoop
Pijlgifkikkers komen uit de tropische, vochtige regenwouden van Zuid- en Midden-Amerika. Ze komen voor op plaatsen waar het hele jaar door een betrekkelijk constant klimaat heerst en waar een enorm aanbod aan kleine insecten beschikbaar is. De temperaturen in hun biotopen schommelen meestal tussen de 20 en 30 graden Celsius. Er zijn soorten (Dendrobates quinquevittatus) die graag in en rondom bromelia’s leven, waar zij profijt hebben van het water dat zich in de kokers van deze planten verzamelt. Zij zitten soms in bromelia’s op meer dan vier meter hoog in de bomen. Sommige bromelia’s hebben meer dan een liter water in hun koker staan; een ware minivijver met een geheel eigen fauna erin.
Bekende pijlgifkikkers van het genus Dendrobates:
De gouden pijlgifkikker (Dendrobates auratus) komt voor in Nicaragua tot Costa Rica en van Panama tot Colombia.
Deze soort wordt vaak gevonden in cacaoplantages, waar ze zich graag ophouden tussen de afgevallen bladeren van deze planten. Helaas worden, als gevolg van ontginningen van het regenwoud, grote delen van hun natuurlijke biotopen vernietigd. Vooral in Panama is dat het geval. Zij komen vaak voor in slechts kleine biotopen, begrensd door natuurlijke barrières, zoals beekjes, veranderende vegetaties. Er zijn verschillende kleurvariaties van deze soort. Het is goed om deze soort in het terrarium als kleine groepjes te verzorgen.
Naast bromelia’s is er een anthurium (Anthurium christallinum) die door deze kikkers in het terrarium hoog wordt gewaardeerd. De gouden pijlgifkikker gaat in het terrarium meestal snel tot voortplanting over.
De blauwe pijlgifkikker (Dendrobates azureus) komt uit het Sipaliwini gebied van Suriname, vlak bij de Braziliaanse grens. Het is een betrekkelijk zeldzame, en beschermde soort. Het is een soort voor de gevorderde pijlgifkikkerliefhebber. Voor meer info en foto’s klik: (hier)
De blauwe pijlgifkikker behoort tot de groter wordende soorten (4 -4,5 cm). In het terrarium is het een brutale soort die zich over het algemeen goed laat zien.
Ranitomeya fantasticus komt uit de Andes van Peru. De soort leeft hoofdzakelijk in de bomen van het regenwoud, meestal zo’n anderhalve meter boven de grond. Hij houdt van een hoge luchtvochtigheid. Het zijn snelle, actieve kikkertjes. De larven van deze soort zijn agressief en moeten afzonderlijk worden grootgebracht.
Oophaga granuliferus is een kleine pijlgifkikker, tot 20-22 mm. Deze soort komt uit Costa Rica. De soort is sterk in het terrarium, maar moeilijk te kweken. De larven moeten worden gevoed met eiwit. Volwassen exemplaren maken een mooi trillend fluitend geluid. Het zijn dieren die graag en veel klimmen.
Dendrobates leucomelas is een opvallende, geel/zwart, gekleurde pijlgifkikker, afkomstig uit Venezuela. Deze soort vindt men meestal op de grond. Ze worden niet groter dan 4 cm. Ze hebben veel behoefte aan warmte en kunnen bij temperaturen tussen de 24 en 30 graden Celsius worden gehouden. Dan zijn ze ook vrij gemakkelijk te kweken. Het aantal eieren kan variëren van 5 tot 12. Meer foto’s en info klik: (hier)
Het aardbeikikkertje (Oophaga pumilio) komt uit Noord-Nicaragua, Costa Rica en West-Panama. Er zijn veel kleurvariëteiten van bekend met rood, geel, goud, bruin, oranje, groen en zelfs blauw. Vaak hebben ze een tekening met stippen. Het zijn grondbewoners die ook wel eens klimmen. Deze soort houdt van hogere temperaturen in het terrarium (25-30 graden Celsius). Ze houden van zon. Het zijn actieve, kleine kikkertjes (18 -24 mm). De larven van deze soort worden met speciaal hiervoor geproduceerde voedseleieren door het vrouwtje grootgebracht.
Dendrobates tinctorius, is een van de fraaiste pijlgifkikkers, afkomstig uit Suriname, Frans-Guyana en Guyana en de grensgebieden van Brazilië. Hij komt voor in het laagland van het tropisch regenwoud van 400 tot 1.500 meter. Per vindplaats kunnen de dieren sterk van kleur en tekening verschillen. Het is een van de grootste pijlgifkikkers (tot 6 cm); de vrouwtjes worden groter en forser dan de mannetjes. Zij houden van een dicht beplant terrarium met Philodendrons en Bromelia’s.
Naast fruitvliegen pakken zij ook veel grotere prooien zoals krekels, kleine motten en rupsjes.
Andere bekende soorten zijn Oophaga histrionica, O. lehnmanni (meer foto’s en info klik: (hier), Adelphobates quinquevittatus, Dendrobates reticulatus, Oophaga speciosa. Met dank aan Loek van de Klugt die een aantal wetenschappelijke namen voor mij corrigeerde. Nog een opmerking van Loek: De Australische Litoriasoorten zijn Pelodryas geworden. De Hylasoorten: H. Punctata, boans, crepitans, faber en geographica, behoren nu tot het geslacht Hypsiboas (de uitgang a verandert daarbij in us.
Phrynohyas venulosa en P. resinifictrix behoren nu tot Trachycephalus. De uitgang a wordt ook daarbij us. Dat is wel lastig met de wetenschappelijke naamgeving. Door diepgaander en gedetaillerder onderzoek veranderen steeds heel veel koudbloedigen van naam.
Bekende pijlgifkikkers van het genus Phyllobates:
Phyllobates bicolor wordt tot 4 cm. Deze soort komt uit West-Colombia en wordt tot een hoogte van 1500 meter gevonden. De kleur is roodachtig met een zwarte onderrug.
Phyllobates lugubris lijkt sterk op Phyllobates vittatus en werd daarmee vroeger ook vaak verward. Deze soort blijft echter kleiner dan P. vittatus. Phyllobates vittatus komt voor in vrijwel het gehele Amazonegebied. Hij leeft op de grond en klimt op omgevallen bomen en in lage begroeiing. De kleur is zwart met twee gele tot oranje lengtestrepen op de rug Phyllobates terribilis is de giftigste pijlgifkikker. Hij wordt ongeveer 5 cm en behoort daarmee tot de grotere soorten. De soort is afkomstig uit West-Colombia. Ze leven dichtbij de grond in het lager gelegen regenwoud. Vaak in de buurt van riviertjes. De kleur is hoofdzakelijk geelachtig, geelachtig groen of oranje.
Phyllobates tricolor komt uit Ecuador. Deze pijlgifkikker leeft in de Andes tussen de 1200 en de 1800 meter boven zeeniveau. Ze zijn donker, leverkleurig en hebben meestal drie geelwitte lengtestrepen. De vrouwtjes zijn wat grover en worden groter dan de mannetjes. Het zijn zeer levendige kikkertjes.
Phyllobates vittatus is lange tijd een van de meest populaire pijlgifkikkers geweest. De soort komt uit de lager gelegen regenwouden van Costa Rica. Ze leven dichtbij de grond in de daar aanwezige vegetatie. het zijn geen echte klimmers. Ze zijn gemakkelijk te houden en te kweken. De vrouwtjes worden met 3 cm iets groter dan de mannetjes. De grondkleur is zwart met twee goud, geel, of oranje gekleurde lengtestrepen die lopen vanaf het puntje van de neus, over de kop tot over de onderkant van de rug. Voor meer info en foto’s klik: (hier)
De meeste Phyllobates soorten staan bekend om het melodieuze gefluit van de mannetjes.
Mantella’s
Mantella’s (Mantella) zijn fraaie dagactieve kikkertjes die qua grootte en kleurvariatie met de pijlgifkikkers kunnen wedijveren. Ze komen voor op Madagaskar. De meeste soorten bereiken een lengte tot 3 cm. Ze leven in de tropische regenwouden op de berghellingen. Ze hebben geen zwemvliezen, maar wel duidelijke hechtschijfjes aan de vingers. De mannetjes kunnen een tjirpend geluid maken. Het zijn kikkertjes die op de grond leven. De eieren worden kort voor het natte seizoen op plekken gelegd waar de larven door het wassende water kunnen worden meegevoerd en in plassen en poeltjes terecht kunnen komen. Ze worden gevoed met fruitvliegen, eendagskrekeltjes en zeer fijn weideplankton. Aanvankelijk was het moeilijk om met deze dieren in het terrarium te kweken, maar momenteel worden steeds meer nakweekdieren aangeboden. Het regenwoudterrarium of een bak gelijk aan die voor pijlgifkikkers, behoeft niet groot te zijn. Een bakje van 60x30x30 cm is voldoende.
De gouden mantella (Mantella aurantiaca) is fel oranje van kleur.
Een andere bekende mantella is de bonte mantella (Mantella madagascariensis – vroeger: M. cowani), eveneens van Madagaskar die grote zwarte, gele en oranje vlekken heeft.
De laatste tijd worden er meer soorten mantella’s aangeboden die in principe ongeveer dezelfde verzorging vereisen.
Atelopes
In de loop der tijd heb ik ook enkele Atelopus soorten gehouden en gefotografeerd. Om daar naar toe te gaan klik: (hier)