Door de jaren heen werden er op Bali niet enkel religieuze beelden gesneden. Er werden ook voorstellingen uit het dagelijks leven geproduceerd: Mannen, vrouwen, beroepen, dieren en ook borstbeelden, muzikanten en o.m. hanenvechters. Vooral van deze laatste zijn er heel veel gemaakt in allerlei houdingen, maten en kwaliteiten.
Totdat het door president Soekarno verboden werd, was het op Bali heel gewoon dat de vrouwen met ontbloot bovenlichaam liepen. Toen de markt voor de houtbewerkers wat minder werd hadden ze al gauw in de gaten dat de beelden met de half of geheel blote vrouwen bij de Nederlanders aardig in trek waren en er zijn van dat type beelden dan ook oneindig veel stukken gemaakt. Maar ook hier is aanmerkelijk kwaliteitsverschil op te merken. Let op de wijze waarop de haren zijn gedetailleerd. Kijk of vingers en tenen los gesneden zijn en of details als nagels natuurgetrouw zijn uitgewerkt. Kijk of spiergroepen onderscheiden kunnen worden en of deze anatomisch juist zijn gesneden. Daar kunnen nog heel wat verschillen in worden ontdekt.
Een vriend van mij, Olaf Pronk, die op Madagaskar woonde en daar voor mij destijds ook wel naar beelden keek drukte het nogal plastisch uit: “Het maakt verschil of ze op normale voeten lopen of dat de tenen meer op slecht gesneden patatten lijken.”
In geval van een Balinese begrafenis werden soms afbeeldingen en beelden die het leven van de overledene uitbeelden mee gecremeerd. In andere gevallen zijn de beelden uit het dagelijks leven gewone souvenirs, vaak van hoge kwaliteit. Nog vaker wat mindere kwaliteit. Dat kwam mede door de grote vraag naar Balinese beelden uit Amerika en Australië, waar in de jaren 70-90 vaak containers vol met Balinees werk naar werden verscheept. Als gevolg van de daaruit voortvloeiende massaproductie werd de gemiddelde kwaliteit van de beelden minder en de productiesnelheid groter. Mede reden voor mij om beelden uit 1920-1950 te verzamelen.