Tijdens mijn jeugd in Apeldoorn, toen ik daar als jongen van 14 -18 jaar in de garage van mijn opa en oma (Godin) aan de Mendelssohnlaan 18 woonde, observeerde ik regelmatig mijn opa als hij bezig was met het maken van zijn eigen dobbertjes en tuigjes. Ik heb nog steeds enkele door hem met zorg vervaardigde oude spinners in mijn viskoffertje, die ik als herinnering aan hem bewaar. Hij had een eigen (gepacht) viswatertje in Lent, bij Nijmegen, een slotgracht rond een oud kasteel. Hij ging wekelijks met een vismaatje van uit Apeldoorn naar Dronten om ook daar te vissen. Hij was voor mij altijd het typisch voorbeeld van iemand die met beperkte middelen het maximale plezier uit de hengelsport wist te halen.
Ik heb nu nog steeds een paar leuke hengels staan, waaronder een ultra lichte 1,5 grams splitcane van Pezon et Michel (verkocht) en enkele oude molens van de merken Albatros Benjamin (kleine)(verkocht) Mitchell (308) licht/ultra-licht, ABU (Cardinal 33 – (verkocht) en Cardinal 4), Pelican 50 – ultra-licht (verkocht), DAM Quick 330, en een Noris Shakespeare standard 2009, allemaal redelijk oud en bijna antiek.
Vissen op witvis heb ik meestal met een verse witte broodvlok gedaan. Ik heb altijd goede resultaten behaald met zowel de drijvende als zinkende vlok. Het geheim is om de vlok zo licht en luchtig mogelijk te laten waardoor deze zonder problemen door de vis naar binnen kan worden gezogen. Ik heb hier prachtige resultaten mee gehad, zowel met de aan de oppervlakte jagende ruisvoorns als met de dieper zwemmende witvis zoals blankvoorn, blei en brasem. Het nadeel van deze techniek is dat het aas gauw van de haak af is, maar daar staat tegenover dat wanneer het wordt gepakt, de vis ook vrijwel altijd “hangt”.
Het karpervissen heb ik pas later toen ik in Delft woonde opgepakt. Eigenlijk viste ik altijd bij voorkeur relatief licht, met een vlokhengel met 10-, 12- of 14/1000. Toen ik in Delft, achter mijn flat vissend, merkte dat ik kennelijk steeds veel grotere dan de tot dan toe gebruikelijke betrekkelijk kleine maat vissen aantrok ben ik eens met 16/100 en een gekookt aardappeltje gaan vissen. Ik heb er wel meteen een karperhengel: een Gerry Savage Carp voor aangeschaft. Ik ving toen achter mekaar opeens karpers variërend van 16-22 pond. Dat was wel kicken en het was de aanleiding voor het verleggen van mijn vis activiteiten naar andere karperwateren in de omgeving. Nachten achter elkaar heb ik met mijn beide broers in diverse wateren rond Delft en later Zoetermeer, starend naar de beetverklikker, of het omgebogen theelepeltje op de lijn zitten turen. In die tijd hebben we heel wat karpers aan de kant gebracht en met de nodige zorg weer terug gezet.
In de omgeving van Warmond lagen destijds prachtige snoeksloten, o.a. langs het spoor, waar ook veel kroeskarper te vangen viel. Door allerlei oorzaken komt dat vissen er helaas niet meer van. Tegenwoordig beperkt het vissen zich tot hooguit enkele keren per jaar, met een licht hengeltje, samen met Nataschja, Ariane of een van mijn vrienden, in de wateren van het Westerpark of elders in de buurt. De spanning en het plezier van het staren naar het dobbertje of een korstje op het water is er echter nog steeds niet minder om.
Hieronder een overzicht van mijn oude werpmolens die ik nog steeds met veel plezier op diverse hengels gebruik. Op rij: Albatros Benjamin (kleine) Mitchell (308) licht/ultra-licht, ABU Cardinal 33 – licht, ABU Cardinal 4, Pelican 50 – ultra-licht, DAM Quick 330, Noris Shakespeare standard 2009.