Vogelspinnen en hun webben
Hoewel vogelspinnen niet, zoals bijvoorbeeld onze kruisspin, vangwebben maken, kunnen ze zeer zeker draden spinnen die allerlei verschillende functies kunnen hebben.
Struikeldraden. Deze draden worden meestal gesponnen in de omgeving van het woonhol van de vogelspin en strekken tot in het hol waar de spin zich bevindt. Wanneer de draden door een passerend prooidier in beweging worden gebracht merkt de vogelspin dat en komt razendsnel tevoorschijn om de prooi te pakken. Deze struikeldraden kunnen tot wel een meter van het woonhol vandaan liggen. Naar aanleiding van de trillingen die de vogelspin waarneemt kan hij de grootte van het potentiële prooidier inschatten. De functie van dergelijke draden ligt het dichtste bij de vangwebben van andere spinnen.
Woonwebben, de bekleding van hun woonruimte, bijvoorbeeld een hol, kuil grot of gat in een stam of stronk. Naast het spinsel kan de vogelspin ook zacht omgevingsmateriaal verzamelen om de woonruimte te bekleden. Vaak wordt dit dan met spinsel aan elkaar geweven.
Deksels: er zijn vogelspinnen die zoals de trechtervogelspinnen een woonhol hebben dat door middel van een gesponnen deur, kan worden afgesloten. Meestal is de deksel dan zo gesponnen dat het verbonden is en scharniert met de bekleding van het woonhol. Hier heb ik helaas geen eigen foto van.
Wooncocons: Vooral boomvogelspinnen spinnen wooncocons die stevig in de boom of struik zijn verankerd en die bestand zijn tegen de ter plaatse normale weersomstandigheden. Hier goed zichtbaar, doordat dit woonweb tegen het glas werd gesponnen.
Een vervellingweb: Veel vogelspinnen spinnen voordat ze gaan vervellen een soort mat over de grond waarop ze op hun rug kunnen gaan liggen met de bedoeling daarop te vervellen. De mat dient dan om een zo zacht en risicoloos mogelijke omgeving te creëren opdat de vogelspin probleemloos kan vervellen. De spin mag zich tijdens de vervelling niet beschadigen omdat zij tijdens de vervelling zacht en totaal weerloos is.
De eicocon wordt ook door de vogelspin gefabriceerd van spinsel. De vogelspin spint weer een meestal ronde mat op de grond, waar zij haar eieren legt. Door de mat na het leggen van de eieren om de eieren heen te trekken wordt een mooi bal gevormd die de vogelspin tijdens de ontwikkeling van de eieren tussen haar kaken met zich mee sleept. Als de eieren niet bevrucht blijken worden deze vaak na verloop van enige dagen door de spin opgegeten. Ook in geval van ernstige stress en verontrusting kan de vogelspin besluiten de eieren op te eten.
Tenslotte het spermaweb. Dit web wordt door het volwassen geworden mannetje van de vogelspin zodanig geconstrueerd dat hij er op zijn rug onder kan schuiven. Als hij daar dan eenmaal ligt produceert hij zijn sperma op dit web en neemt het vervolgens op in zijn (pedi)palpen. Daar draagt hij het in met zich mee tot hij een vrouwtje van zijn soort heeft gevonden en het bij haar kan binnenbrengen.